Kapitel 1 proeftoets

Vraagwoorden en 'sein'
Vandaag oefen je met de vraagwoorden en het werkwoord 'sein', zodat je weet of je dit voldoende beheerst voor je toets volgende week.
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Vraagwoorden en 'sein'
Vandaag oefen je met de vraagwoorden en het werkwoord 'sein', zodat je weet of je dit voldoende beheerst voor je toets volgende week.

Slide 1 - Slide

Wat is de goede Duitse vertaling voor: "wie"
A
wer
B
was
C
wo
D
wann

Slide 2 - Quiz

Wat is de goede Duitse vertaling van 'wat'
A
wer
B
was
C
wo
D
wann

Slide 3 - Quiz

Wat is de goede Duitse vertaling van: 'Zwitserland'
A
die Schweiz
B
der Schweiz
C
Österreich
D
das Schweiz

Slide 4 - Quiz

Wat is de goede Duitse vertaling van 'waar'
A
wo
B
was
C
wann
D
wie

Slide 5 - Quiz

Wat is de goede Duitse vertaling van 'hoe'
A
wer
B
was
C
wie
D
wann

Slide 6 - Quiz

Hoe vertaal je naar het Nederlands:
die Adresse?

Slide 7 - Open question

Hoe vertaal je naar het Nederlands: heißen?

Slide 8 - Open question

Hoe vertaal je naar het Nederlands:
zwölf?

Slide 9 - Open question

Hoe vertaal je naar het Duits: Nederland?

Slide 10 - Open question

Hoe vertaal je naar het Nederlands: die Schwester?

Slide 11 - Open question

Hoe vertaal je naar het Nederlands:
das gefällt mir?

Slide 12 - Open question

Hoe vertaal je in het Nederlands: schon?

Slide 13 - Open question

Hoe vertaal je in het Nederlands: schön?

Slide 14 - Open question

Hoe vertaal je naar het Nederlands: groß?

Slide 15 - Open question

Hoe vertaal je naar het Duits:
jullie zijn?

Slide 16 - Open question

Hoe vertaal je naar het Duits:
het jaar?

Slide 17 - Open question

Hoe vertaal je naar het Duits: waarvandaan?

Slide 18 - Open question

Nu gaan we naar het werkwoord 'sein'

Slide 19 - Slide

Kies de goede werkwoordsvorm van 'sein'
Ich..... 14 Jahre alt.
A
bin
B
bist
C
ist
D
seid

Slide 20 - Quiz

Kies de goede werkwoordsvorm van ' sein'
Wie alt .... du?
A
bin
B
bist
C
sind
D
seid

Slide 21 - Quiz

Kies de goede werkwoordsvorm van 'sein'
Wir .... zufrieden (tevreden)
A
sind
B
seid
C
bist
D
ist

Slide 22 - Quiz

Kies de goede werkwoordsvorm van 'sein'
Ihr .... in der Schule (in de school)
A
sind
B
seid
C
bin
D
bist

Slide 23 - Quiz

Kies de goede werkwoordsvorm van 'sein'
Herr Braun, Sie .... 42 Jahre alt?
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 24 - Quiz

Klaar!
Bist du jetzt bereit für die Klausur?

Slide 25 - Slide