This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Welcome
Slide 1 - Slide
Today ...
Vandaag gaan we de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden bespreken.
Doel: aan het einde van de les weten wat de persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden zijn in het Engels en kunnen we deze op de juiste manier toepassen in een zin.
Slide 2 - Slide
Persoonlijke voornaamwoorden
Slide 3 - Slide
Uitleg ...
Een persoonlijk voornaamwoord gebruiken we in plaats van een zelfstandig naamwoord (een persoon, een dier, of een ding)...
Het meisje loopt - she walks
De jongen loopt - he walks
De kat loopt - it walks
Slide 4 - Slide
Welke persoonlijke voornaamwoorden ken je in het Engels?
Slide 5 - Open question
Uitleg ...
Let op: I (ik) is altijd met een hoofdletter
Slide 6 - Slide
Een voorbeeld van een persoonlijk voornaamwoord in het Nederlands is:
A
hij
B
waar
C
huis
D
Susan
Slide 7 - Quiz
"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord: Susan
A
he
B
we
C
you
D
she
Slide 8 - Quiz
"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord: dog
A
he
B
it
C
you
D
I
Slide 9 - Quiz
"Vertaal" naar een persoonlijk voornaamwoord: my friends and I
A
I
B
they
C
we
D
you
Slide 10 - Quiz
Slide 11 - Slide
Persoonlijke voornaamwoorden - 2e rijtje
Slide 12 - Slide
Peter is in love with his girlfriend, Anne. He loves ........ .
A
her
B
his
C
you
D
we
Slide 13 - Quiz
Do you help your dad? Do you help .....?
A
she
B
he
C
him
D
her
Slide 14 - Quiz
We gave him the money and he gave .......... (we) the candy.
A
him
B
them
C
her
D
us
Slide 15 - Quiz
Bezittelijke voornaamwoorden
Slide 16 - Slide
Wat is een bezittelijk voornaamwoord?
Slide 17 - Open question
Welke bezittelijke voornaamwoorden ken je?
Slide 18 - Mind map
Bezittelijke voornaamwoorden
Wat doen bezittelijke voornaamwoorden?
Ze geven bezit aan
Je gebruikt ze dus om aan te geven dat iets van iemand is.
Slide 19 - Slide
mijn
jouw
zijn
haar
ons/onze
jullie/uw
hun
my
your
his
her
our
your
their
Bezittelijke voornaamwoorden - 1
Slide 20 - Slide
Bezittelijke voornaamwoorden
Net zoals in het Nederlands kun je op nog een manier aangeven dat iets van iemand is. Kijk maar naar het voorbeeld hieronder.
Dat is mijnfiets.
Die fiets is van mij.
De betekenis van de zin is hetzelfde, maar de manier van zeggen is anders. Net als in het Nederlands gebruik je dan een ander bezittelijk voornaamwoord
Slide 21 - Slide
van mij
van jou
van hem
van haar
van ons
van jullie/u
van hen
mine
yours
his
hers
ours
yours
theirs
Bezittelijke voornaamwoorden - 2
Slide 22 - Slide
Voorbeelden
Dit is mijn gitaar. -> This is my guitar. Deze gitaar is van mij. -> This guitar is mine.
Dat zijn hun boeken. -> Those are their books. Die boeken zijn van hen. -> Those books are theirs.
Dit is zijn tas. -> This is his bag. Deze tas is van hem. -> This bag is his.
Slide 23 - Slide
The cat has a long tail. ____ colour is red.
A
Her
B
His
C
Its
D
Our
Slide 24 - Quiz
Susan and Mike are twins. ____ birthday is in May
A
they
B
their
C
her
D
his
Slide 25 - Quiz
Welke vorm hoort bij deze zin: This phone is .....
A
her
B
mine
C
he
D
mines
Slide 26 - Quiz
Wat is de juiste vertaling van deze zin: Dit is mijn gitaar.
A
This is my guitar.
B
This guitar is mine.
C
This guiter is my.
D
Those guitars are ours.
Slide 27 - Quiz
Welke vorm hoort bij deze zin: My pencil is broken. Can I borrow ......?