STEX LEZEN Leesstrategieën

Programma van vandaag 29 januari 
1. Woordraadstrategieën
2. Leesstrategieën
3. Signaalwoorden
4. Tekstsoorten
5. Oefenexamen B1
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsHBOStudiejaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Programma van vandaag 29 januari 
1. Woordraadstrategieën
2. Leesstrategieën
3. Signaalwoorden
4. Tekstsoorten
5. Oefenexamen B1

Slide 1 - Slide

Voorbereiden STEX 'Lezen' 
Woordraadstrategieën
(belangrijk?-context-eigen kennis- woordenboek)

Leesstrategieën
(skimmen-globaal lezen-scannen-intensief lezen)

Signaalwoorden

Slide 2 - Slide

Woordraadstrategieën

A      Is het woord belangrijk om de tekst te kunnen begrijpen?

B    Directe context gebruiken

C   Eigen kennis of leenwoorden 

D  Gebruik maken van een woordenboek

Slide 3 - Slide

Lees de zin:
'Is Laila er vandaag of is ze absent?'

Wat betekent absent?
 Hoe weet je dat?

Slide 4 - Slide

Lees de zinnen:
Het is lastig communiceren met de man. Hij is afwachtend en geeft summiere antwoorden. Naast hem zit een maatschappelijk werker die hem begeleidt en zijn antwoorden uitgebreider verwoordt.

Wat betekent 'summiere'? Hoe weet je dat?

Slide 5 - Slide

Wat je doet om een tekst te begrijpen.

Slide 6 - Slide

Skimmen
Lees de titel, de eerste- en laatste alinea

Lees tussenkopjes en vetgedrukte woorden

Bekijk (mogelijke) afbeeldingen/ plaatjes

Probeer de hoofdgedachte te weten te komen

Slide 7 - Slide

Globaal lezen
Je leest: 
de eerste en de laatste alinea

de eerste en laatste zinnen van de alinea's

Doel: je weet de hooflijnen van de tekst

Slide 8 - Slide

Intensief lezen
Je leest de tekst in zijn geheel

Je vraagt je af wat is de belangrijkste boodschap van de schrijver 

Slide 9 - Slide

Scannen
Je leest de tekst niet helemaal

Je zoekt alleen de gevraagde informatie op

Slide 10 - Slide

Skimmen
Globaal lezen
scannen
Intensief lezen
Je kijkt naar de titel, tussenkopjes, afbeeldingen en de bronvermelding
Je leest de hele tekst goed door
Je let op de grote lijn, de hoofdzaken
Je let op een bepaald woord of een naam

Slide 11 - Drag question

Wat doe je bij skimmen, globaal of intensief lezen? Verbind de juiste termen met elkaar.
skimmen
Globaal lezen
Intensief lezen
timer
1:00
De opbouw bekijken
Afbeeldingen bekijken
De titel lezen
Het onderwerp bepalen
Alinea voor alinea lezen

Slide 12 - Drag question

Lees onderstaande leessituaties. Welke leesstrategie pas je toe?
Situatie 1: 
Om 07.00 uur valt de krant door de brievenbus. Voordat je naar school gaat, wil je snel weten wat het belangrijkste nieuws is. 
Situatie 2: 
Voor je opleiding UV moet je een verslag schrijven over haarkleuring. Je hebt op internet een tekst gevonden over blonderen. Je wilt weten of je de tekst kunt gebruiken.
Situatie 3: 
Je hebt morgen een toets over werkwoordspelling. Je leest de theorie in je (online) boek.
Situatie 4:
Je wilt een pretpark bezoeken en bent benieuwd naar de openingtijden Je bezoek de website van het pretpark.
skimmen
Globaal lezen
Intensief lezen
scannen

Slide 13 - Drag question

Signaalwoorden
Belangrijk voor samenhang in de tekst

Ook, daarnaast, maar, daarom, zoals etc..

Slide 14 - Slide

Welk tekstverband geeft het signaalwoord aan?
Sleep de signaalwoorden naar het goed tekstverband.
opsomming
tegenstelling
tijdsvolgorde
echter
maar
ook
nadat
daarnaast
terwijl

Slide 15 - Drag question

Verschillende tekstsoorten


Teksten worden altijd met een doel geschreven. 

Slide 16 - Slide

tekstvorm

nieuwsbericht, handleiding, studieboek

gebruiksaanwijzing, folder overheid

advertentie, folder, reclame,klachtenbrief

betoog, ingezonden brief

recensie, beschouwing

strip,gedicht, mop, toneelstuk

tekstsoort

informerende tekst

instruerende tekst

activerende tekst

betogende tekst (overtuigen)

beschouwende tekst (opinieren)

amuserende tekst

Slide 17 - Slide

Een gebruiksaanwijzing heeft als tekstdoel:
A
activeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
informeren

Slide 18 - Quiz

Een betoog heeft als tekstdoel:
A
activeren
B
informeren
C
overtuigen
D
amuseren

Slide 19 - Quiz

Een advertentie heeft als tekstdoel:
A
amuseren
B
overtuigen
C
activeren
D
informeren

Slide 20 - Quiz

Een nieuwsbericht heeft als tekstdoel:
A
informeren
B
overtuigen
C
activeren
D
amuseren

Slide 21 - Quiz

Sleep de tekstdoelen naar wat de schrijver wil.
De schrijver wil dat je iets wel of niet gaat doen.
De schrijver wil dat je je vermaakt.
De schrijver wil dat je iets te weten komt.
De schrijver wil dat je je eigen mening vormt.
De schrijver wil dat je zijn mening overneemt.
informeren
activeren
beschouwen
overtuigen
amuseren

Slide 22 - Drag question

Wat is het
doel van deze tekst?
A
informeren
B
amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 23 - Quiz

Wat is het doel van de tekst?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 24 - Quiz

Wat is het doel van deze tekst?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 25 - Quiz

B1 Lezen oefenexamen
Je krijgt het examen van je docent

Slide 26 - Slide