Uitdrukkingen

Welkom!
Ga rustig zitten op je plek en leg al je boeken op tafel. 
Leg je huiswerk op de hoek van je tafel (opdracht 3, 4 en 5 op bladzijde 80)
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Ga rustig zitten op je plek en leg al je boeken op tafel. 
Leg je huiswerk op de hoek van je tafel (opdracht 3, 4 en 5 op bladzijde 80)

Slide 1 - Slide

10 minuten stil lezen

Slide 2 - Slide

Uitdrukkingen

Slide 3 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Huiswerk bespreken
  • Wat weet je al?
  • Theorie
  • Oefenen
  • Werken aan de opdracht

Aan het einde van de les heb je geleerd wat uitdrukkingen zijn en in welke variaties ze voorkomen.

Slide 4 - Slide

Huiswerk bespreken
Opdracht 3, 4 en 5 op bladzijde 80 

Slide 5 - Slide

Wat weet je al?

Slide 6 - Slide

Wat weet je al?
- Wat is het verschil tussen ironie, sarcasme en cynisme?
- 'Cynisme is breder dan sarcasme'. Licht dit in je eigen woorden toe. 
- Wat is een gezegde, kan je een voorbeeld geven?
- Wat is een zegswijze, kan je een voorbeeld geven?
- Wat is een spreekwoord, kan je een voorbeeld geven?

Geef antwoord op de bovenstaande vragen. 

Drie minuten, in stilte 
timer
3:00

Slide 7 - Slide

Theorie

Slide 8 - Slide

Theorie
Uitdrukking: Een overkoepelende term voor alle vaste woordcombinaties met een figuurlijke betekenis.

  • Wat is het verschil tussen figuurlijk en letterlijk?

  • Spreekwoorden, zegwijzen en gezegden 

Slide 9 - Slide

Theorie
Spreekwoorden
  • Korte uitspraak die een bepaalde wijsheid uitdrukt en gebruikt wordt als een soort samenvatting van een situatie waarin raad of advies nodig lijkt. 
  • In veel spreekwoorden zit een tegengesteld advies. 
  • Is onveranderlijk, de woorden hebben altijd dezelfde volgorde. 
  • Er is een werkwoord aanwezig. 

Slide 10 - Slide

Theorie

Voorbeelden spreekwoorden
Voor de wind is het gunstig zeilen -> Onder de juiste omstandigheden gaan dingen gemakkelijk.
Als het kalf verdronken is, dempt men de put -> Men treft pas maatregelen na het ongeluk. 


Slide 11 - Slide

Theorie

Zegswijzen
  • Figuurlijk taalgebruik waarin een situatie beelden omschreven wordt. 
  • Is een zin met een werkwoord. 
  • Je kan het werkwoord aanpassen (t.t. -> v.t.)

Voorbeelden zegswijzen 
Te veel hooi op de vork nemen -> te veel tegelijk doen
Met de gebakken peren zitten -> Met onaangename gevolgen blijven zitten
Het loopt de spuigaten uit -> Het lawaai liep de spuigaten uit 


Slide 12 - Slide

Theorie
Gezegde
  • Is geen volledige zin, het kan worden toegevoegd aan een zin.
  • Bevat geen werkwoord.

Voorbeelden gezegden 
zo dood als een pier -> zonder twijfel dood 
met hart en ziel -> met volledige inzet 
lelijk als de nacht -> erg lelijk

Slide 13 - Slide

Oefenen

Slide 14 - Slide

Werken aan de opdracht 
Wat? Maak opdracht 1, 2, 3 en 4
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? Tot het einde van de les (het is huiswerk voor 17/09)
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar? Lees verder in je leesboek of maak ander huiswerk


timer
1:00

Slide 15 - Slide

Huiswerk
Voor volgende week dinsdag 17/09 moet opdracht1, 3, 5 en 6 af zijn.

Slide 16 - Slide