Uitdrukkingen

Welkom!
Ga rustig zitten op je plek en leg al je boeken op tafel. 
Leg je huiswerk op de hoek van je tafel (opdracht 1, 2, 3 en 4 - uitdrukkingen)
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Ga rustig zitten op je plek en leg al je boeken op tafel. 
Leg je huiswerk op de hoek van je tafel (opdracht 1, 2, 3 en 4 - uitdrukkingen)

Slide 1 - Slide

10 minuten stil lezen

Slide 2 - Slide

Uitdrukkingen

Slide 3 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Huiswerk bespreken
  • Wat weet je al?
  • Theorie
  • Oefenen
  • Werken aan de opdracht

Aan het einde van de les heb je geleerd wat uitdrukkingen zijn en in welke variaties ze voorkomen.

Slide 4 - Slide

Huiswerk bespreken
opdracht 1, 2, 3 en 4

Slide 5 - Slide

Wat weet je al?

Slide 6 - Slide

Wat weet je al?
- Wat is een gezegde, kan je een voorbeeld geven?
- Wat is een zegswijze, kan je een voorbeeld geven?
- Wat is een spreekwoord, kan je een voorbeeld geven?

Geef antwoord op de bovenstaande vragen. 

Drie minuten, in stilte 
timer
3:00

Slide 7 - Slide

Theorie

Slide 8 - Slide

Theorie
Uitdrukking: Een overkoepelende term voor alle vaste woordcombinaties met een figuurlijke betekenis.

  • Wat is het verschil tussen figuurlijk en letterlijk?

  • Spreekwoorden, zegwijzen en gezegden 

Slide 9 - Slide

Theorie
Spreekwoorden
  • Korte uitspraak die een bepaalde wijsheid uitdrukt en gebruikt wordt als een soort samenvatting van een situatie waarin raad of advies nodig lijkt. 
  • In veel spreekwoorden zit een tegengesteld advies. 
  • Is onveranderlijk, de woorden hebben altijd dezelfde volgorde. 
  • Er is een werkwoord aanwezig. 

Slide 10 - Slide

Theorie

Voorbeelden spreekwoorden
Voor de wind is het gunstig zeilen -> Onder de juiste omstandigheden gaan dingen gemakkelijk.
Als het kalf verdronken is, dempt men de put -> Men treft pas maatregelen na het ongeluk. 


Slide 11 - Slide

Theorie

Zegswijzen
  • Figuurlijk taalgebruik waarin een situatie beelden omschreven wordt. 
  • Is een zin met een werkwoord. 
  • Je kan het werkwoord aanpassen (t.t. -> v.t.)

Voorbeelden zegswijzen 
Te veel hooi op de vork nemen -> te veel tegelijk doen
Met de gebakken peren zitten -> Met onaangename gevolgen blijven zitten
Het loopt de spuigaten uit -> Het lawaai liep de spuigaten uit 


Slide 12 - Slide

Theorie
Gezegde
  • Is geen volledige zin, het kan worden toegevoegd aan een zin.
  • Bevat geen werkwoord.

Voorbeelden gezegden 
zo dood als een pier -> zonder twijfel dood 
met hart en ziel -> met volledige inzet 
lelijk als de nacht -> erg lelijk

Slide 13 - Slide

Oefenen

Slide 14 - Slide

Oefenen
Ze gaf hem een koekje van eigen deeg door precies hetzelfde terug te doen.

Ze is voorzichtig met nieuwe projecten, want een ezel stoot zich niet twee keer aan dezelfde steen

Hij werkte op z'n dooie akkertje aan het rapport, terwijl de deadline snel naderde

Hij was zo zenuwachtig dat hij van de hak op de tak sprong tijdens zijn presentatie.

Zij is haar hele leven al een nieuwsgierig aagje geweest. 

Slide 15 - Slide

Werken aan de opdracht 
Wat? Maak opdracht 7 en 8 
Hoe? Zelfstandig en stil
Tijd? Tot het einde van de les (het is huiswerk voor 24/09)
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar? Lees verder in je leesboek of maak ander huiswerk


timer
1:00

Slide 16 - Slide

Huiswerk
Voor volgende week dinsdag 24/09 moet opdracht 7 en 8 af zijn.

Slide 17 - Slide