1.1.1 Je kunt herkennen of een stroomkring onderbroken of gesloten is.
1.1.2 Je kunt de symbolen van elektrische componenten benoemen.
1.1.3 Je kunt een schakelschema tekenen.
1.1.4 Je kunt het verschil uitleggen tussen een schakelaar en een drukschakelaar.
1.1.5 Je kunt het verschil benoemen tussen geleiders en isolatoren.
1.1.6 Je kunt een aantal geleiders en isolatoren benoemen.