Mens en Omgeving Hoofdstuk 2+3 nakijken

Mens en Omgeving Hoofdstuk 2 ( P2)
1 / 36
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Mens en Omgeving Hoofdstuk 2 ( P2)

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Video

This item has no instructions

Wat is efficiënt werken?
A
Dat je met zo min mogelijk middelen een zo groot mogelijk resultaat haalt
B
Dat met zo min mogelijk geld een zo groot mogelijk resultaat haalt
C
Dat je met zo min mogelijk tijd een zo groot mogelijk resultaat haalt
D
Dat je met zo min mogelijk tijd, geld en middelen een zo groot mogelijk resultaat haalt

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Een juiste arbeidsverdeling leidt tot efficiënt werken.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Wat staat er in een schoonmaakplan?:
A
Voor wie je gaat schoonmaken
B
Hoe je gaat schoonmaken
C
Wat je gaat schoonmaken
D
Waar je gaat schoonmaken

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is frequentie in de schoonmaak?
A
Is hetzelfde als dosering
B
Het aantal keer in een bepaalde tijd
C
Hoeveel materialen je nodig hebt
D
Hoeveel tijd nodig is

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is GEEN schoonmaakregel?
A
Werk van boven naar beneden
B
Maak eerst droog schoon daarna nat
C
Ruim na het schoonmaken je spullen op
D
Werk van schoon naar vuil ( toilet)

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Droog vuil.
Aangekleefd vuil
Onzichtbaarvuil

Slide 8 - Drag question

This item has no instructions

Aangekleefd vuil
Droog vuil
Onzichtbaar vuil

Slide 9 - Drag question

This item has no instructions

Als er veel kalk zit in water, dan is de hardheid
A
Hoog
B
Laag

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wasmiddel
Vloeibaar of vast

Dosering: staat op de verpakking 

Let op de hardheid van water;
HOE HOGER DE HARDHEID, HOE MEER WASMIDDEL.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Als je schoonmaakmiddelen gaat gebruiken waar moet je dan allemaal op letten:

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Wat is dosering?
A
Een maatbeker
B
Een diamanten ring
C
De hoeveelheid van iets
D
Een sieraden doosje

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

zet de afbeelding op het juiste soort schoonmaakmiddel.
reinigingsmiddel
oplosmiddel
onderhoudsmiddel
desinfecteermiddel

Slide 14 - Drag question

This item has no instructions

Het is belangrijk om de gevarensymbolen op de verpakkingen van reinigingsmiddelen te begrijpen. Sleep de juiste tekst naar het juiste gevarensymbool.
Bijtend
Giftig
Ontvlambaar
Oxiderend
Lange termijn gezondheidsgevaar
Schadelijk voor aquatisch milieu

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

Welke afval containers kennen we?:
Noem er minstens 3

Slide 16 - Open question

This item has no instructions

Slide 17 - Video

This item has no instructions

Slide 18 - Drag question

Hoe scheiden we afval?
Wat betekent ergonomisch werken?:

Slide 19 - Open question

This item has no instructions

Slide 20 - Video

This item has no instructions

Textiel is
A
Beddengoed
B
Alles van (geweven) stof
C
Een wasmiddel op biologische wijze
D
Een kledingstuk voor kinderen vanaf 4

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Welke vezel is een natuurlijke vezel?
A
Acetaat
B
Polyacryl
C
Katoen
D
Viscose

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Kleren bestaan uit vezels. Wat zijn vezels?
A
Harde, stugge draden
B
Kleine stofdeeltjes
C
Dunne, buigzame draden
D
Grote lappen stof

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Behandelingsetiket

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Wat staat er op een behandelingsetiket?
A
Van welk materiaal het textielproduct gemaakt is
B
Hoe belangrijk het is om dit product te wassen.
C
Hoe te behandelen tijdens het wassen
D
Hoe het textiel samengesteld is

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Behandelingsetiket

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Wat staat er op het samenstellingsetiket?
A
Hoe je de was moet wassen
B
Waar het textiel van is gemaakt
C
De wasvoorschriften
D
Wassymbolen

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Is dit een samenstellingsetiket of behandelingsetiket?
A
Samenstellingsetiket
B
Behandelingsetiket

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Een behandelingsetiket adviseert om een kledingstuk binnenstebuiten te wassen, maar waarom?

Slide 29 - Open question

This item has no instructions

Wat is een wassymbool
A
Een bal die meedraait in de wasmachine als je een dekbed wast
B
Een plaatje dat aangeeft hoe je het textiel moet verzorgen
C
Een tablet wasmiddel die je in de trommel kan gooien
D
Een wasmiddel dat vlekken gemakkelijk verwijdert

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekenen deze wassymbolen?
A
1 = in de wasmachine wassen op antikreuk-programma 2 = heet strijken 3 = niet bleken 4 = stomen mag 5 = mag in de droger
B
1 = in de wasmachine wassen op antikreuk-programma 2 = warm strijken 3 = bleken mag 4 = niet stomen 5 = mag in de droger
C
1 = in de wasmachine wassen op gewoon programma 2 = lauw strijken 3 = bleken mag 4 = niet stomen 5 = mag niet in de droger
D
1 = in de wasmachine wassen op gewoon programma 2 = warm strijken 3 = niet bleken 4 = stomen mag 5 = mag niet in de droger

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

Op hoeveel graden wordt een kookwas gewassen?
A
90 graden
B
30 graden
C
40 graden
D
100 graden

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Was sorteren
Witte was
Zwarte was
Gekleurde was

Slide 33 - Drag question

This item has no instructions

Waar moet je allemaal op letten als je was gaat sorteren?

Slide 34 - Open question

This item has no instructions

Te veel was in de wasmachine
Te weinig was in de wasmachine
In beide gevallen
Verspilling van water en elektriciteit 
De was wordt niet goed schoon
Te veel schuim, waardoor je was gaat zweven
Wasmiddel blijft in de kleding zitten
Te weinig beweging in de trommel

Slide 35 - Drag question

This item has no instructions

Noem een voorbeeld van milieu bewust wassen
A
Wasgoed buiten ophangen
B
Voorwas programma gebruiken
C
Wassen met hoge temperaturen
D
Antwoord A, B en C zijn juist

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions