spelling samenstellingen en aaneenschrijven

In de ....., in de ......, klom ik op het trapje.......naar het ..........
A
manenschijn raamkozijn
B
maneschijn raam kozijn
C
manenschijn raam kozijn
D
maneschijn raamkozijn
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

In de ....., in de ......, klom ik op het trapje.......naar het ..........
A
manenschijn raamkozijn
B
maneschijn raam kozijn
C
manenschijn raam kozijn
D
maneschijn raamkozijn

Slide 1 - Quiz

kippevoer of kippenvoer?
A
kippevoer
B
kippenvoer

Slide 2 - Quiz

reuzenleuk of reuzeleuk
A
reuzenleuk
B
reuzeleuk

Slide 3 - Quiz

reuzenrad of reuzerad
A
reuzenrad
B
reuzerad

Slide 4 - Quiz

welke twee woorden zijn correct gespeld?
A
berenklauw beresterk
B
apenrots apentrots
C
wiegenlied wiegendeken
D
spinnenweb spinnenwiel

Slide 5 - Quiz

erover heen of eroverheen
A
erover heen
B
eroverheen

Slide 6 - Quiz

in stand houding of instandhouding
A
in stand houding
B
instandhouding

Slide 7 - Quiz

welk woord is correct geschreven?
A
cholesterol verlagend
B
koffie zet apparaat
C
grammatica onderwijs
D
kortetermijnoplossing

Slide 8 - Quiz

lawaaimaken of lawaai maken?
A
lawaaimaken
B
lawaaimaker

Slide 9 - Quiz

lawaai maker of lawaaimaker?
A
lawaai maker
B
lawaaimaker

Slide 10 - Quiz

low budget hotel of lowbudgethotel
A
low budget hotel
B
lowbudgethotel

Slide 11 - Quiz

welk woord is goedgeschreven?
A
van te voren
B
vante voren
C
vantevoren
D
van tevoren

Slide 12 - Quiz

welk woord is goedgeschreven?
A
paardebloem
B
paardekracht
C
paardenstal

Slide 13 - Quiz

welk woord is correct gespeld?
A
fitness-studio
B
fitness studio
C
fitnessstudio

Slide 14 - Quiz

welk woord is goedgeschreven?
A
jazz-zanger
B
jazz zanger
C
jazzzanger

Slide 15 - Quiz