di 14 maart woordsoortbenoeming

Woordsoorten
1 / 45
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woordsoorten

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Woordsoorten

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Woordsoorten

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Video

This item has no instructions

Slide 5 - Video

This item has no instructions

Slide 6 - Video

This item has no instructions

Onderdelen

pers. vnw - persoonlijk voornaamwoord
bez. vnw - bezittelijk voornaamwoord
wederkerig vnw 
wederkerend vnw

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Voornaamwoorden

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Video

This item has no instructions

ZINSONTLEDING OF WOORDSOORTEN BENOEMEN?

PERSOONSVORM
A
zinsontleding
B
woordsoorten

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

ZINSONTLEDING OF WOORDSOORTEN BENOEMEN?

VOORZETSEL
A
zinsontleding
B
woordsoorten

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Hoort de naam "onderwerp" bij zinsdeelontleding of bij woordsoorten?
A
zinsdeelontleding
B
woordsoorten

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Zww, kww, hww

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Aantekening: zww-kww-hww in samengestelde zinnen

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

zww, kww, hww


zww = zelfstandig werkwoord

kww = koppelwerkwoord

hww = hulpwerkwoord


Slide 15 - Slide

This item has no instructions

ZINSONTLEDING OF WOORDSOORTEN BENOEMEN?

Ik// ga// fietsen// naar huis
A
zinsontleding
B
woordsoorten

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Joris en de draak zal altijd 

een leuk verhaal blijven.
hww
zww
kww

Slide 17 - Drag question

This item has no instructions

Het echtpaar is dolgelukkig met hun nieuwe, gekopieerde huisdier.
HWW
KWW
ZWW
is

Slide 18 - Drag question

This item has no instructions

Pauwen kunnen met hun veren een vrouwtje verleiden.
hww
kww
zww
kunnen
verleiden

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

Nena         later dokter 
Kww
Zww
Hww
wil
worden

Slide 20 - Drag question

This item has no instructions

Ik zou wel op vakantie naar IJsland willen.
zww
hww
kww
zou

Slide 21 - Drag question

This item has no instructions

Zij zou de theekopjes ongewassen in de kast hebben willen zetten. 
zww
hww
kww
hww
hebben

Slide 22 - Drag question

This item has no instructions

Op de markt waren de jongens nephorloges aan het verkopen.
hww
kww
zww
waren
verkopen

Slide 23 - Drag question

This item has no instructions

Johnny Depp zou stiekem best verliefd op mevrouw Droste kunnen zijn.
zou
kunnen
zijn
hww
zww
kww
hww

Slide 24 - Drag question

stappenplan

  • hoeveel ww? let op de pv -hww
  • welk ww het belangrijkste?- zww of kww
  • is het een eigenschap/toestand van het onderwerp?- kww
  • doet het onderwerp iets? -zww

Ik had graag een voldoende gehad voor de laatste toets.  .
zww
hww
kww
had

Slide 25 - Drag question

This item has no instructions

De vriendschap tussen Johnny en Lisa zou weleens
snel voorbij kunnen zijn.
zww
hww
kww
hww
kunnen

Slide 26 - Drag question

This item has no instructions

Zij zou de theekopjes ongewassen in de kast hebben willen zetten. 
zww
hww
kww
hww
zou

Slide 27 - Drag question

This item has no instructions

Ik            naar huis                              
Kww
Zww
Hww
ben
gefietst

Slide 28 - Drag question

This item has no instructions

Het grootste werk       door de vrijwilligers 
Kww
Zww
Hww
is
gedaan

Slide 29 - Drag question

This item has no instructions

HWW
ZWW
KWW
uit
vannacht
blijkt
veulen
Het
de
wei
verdwenen
te
zijn.

Slide 30 - Drag question

This item has no instructions

Bij taalkundig ontleden benoem je de ...
A
Woordsoorten
B
Zinsdelen

Slide 31 - Quiz

This item has no instructions

We | hebben| een quiz|gespeeld
A
Zinsontleding
B
Woordsoorten

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik zwem graag baantjes.
Zwem =
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik word bekeken
word = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Is het woord tussen haakjes een zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten.( heb)
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

26. Bas wordt later piloot.

wordt: hww, zww of kww?
A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions


23. Hij fietst naar school.

fietst: hww, zww of kww?
A
zelfstandig werkwoord
B
koppelwerkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 37 - Quiz

This item has no instructions


A) Ik realiseer me dat je je zo voelt.

A
Het wederkerend voornaamwoord = ik
B
Het wederkerend voornaamwoord = me
C
Het wederkerend voornaamwoord = je
D
Er staat geen wederkerend voornaamwoord in

Slide 38 - Quiz

This item has no instructions

Een wederkerend werkwoord heeft altijd een ......... bij zich
A
wederkerend voornaamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijknaamwoord
D
wederkerend bijwoord

Slide 39 - Quiz

This item has no instructions

Wij hebben ons vergist.
Ons =
Tekst
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 40 - Quiz

This item has no instructions

Het woord:
JOUW
is een
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 41 - Quiz

This item has no instructions

Het woord:
ZICH
is een
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 42 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor woordsoort is:
ik
timer
0:15
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 43 - Quiz

This item has no instructions

Wat voor woordsoort is:
je
timer
0:15
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 44 - Quiz

This item has no instructions

Huiswerk voor do 16 maart
Woordsoortbenoeming
Maken opdr. 11 en 12
blz. 171 /172
Gram blok 4

Slide 45 - Slide

This item has no instructions