do 29 jan woordsoortbenoeming

Woordsoorten
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Woordsoorten

Slide 1 - Slide

Woordsoorten

Slide 2 - Slide

/ De / verliefde / puber / stuurde / een / lange / brief / aan / zijn /vriendinnetje. /

Slide 3 - Slide

Woordsoorten

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Onderdelen

pers. vnw - persoonlijk voornaamwoord
bez. vnw - bezittelijk voornaamwoord

Slide 8 - Slide

Voornaamwoorden

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

ZINSONTLEDING OF WOORDSOORTEN BENOEMEN?

PERSOONSVORM
A
zinsontleding
B
woordsoorten

Slide 11 - Quiz

ZINSONTLEDING OF WOORDSOORTEN BENOEMEN?

VOORZETSEL
A
zinsontleding
B
woordsoorten

Slide 12 - Quiz

Hoort de naam "onderwerp" bij zinsdeelontleding of bij woordsoorten?
A
zinsdeelontleding
B
woordsoorten

Slide 13 - Quiz

Benoem de woordsoorten:
Woordsoorten zijn lastig.

'lastig' is
A
zn
B
ww
C
bn
D
lw

Slide 14 - Quiz

ZINSONTLEDING OF WOORDSOORTEN BENOEMEN?

Ik// ga// fietsen// naar huis
A
zinsontleding
B
woordsoorten

Slide 15 - Quiz

Bij wat hoort het naamwoordelijk gezegde?
A
Zinsontleding
B
Woordsoorten

Slide 16 - Quiz

Er zijn ... soorten werkwoorden. (woordsoorten)
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 17 - Quiz

We | hebben| een quiz|gespeeld
A
Zinsontleding
B
Woordsoorten

Slide 18 - Quiz

Wat zoek je bij woordsoorten?
A
persoonsvorm
B
gezegde
C
lidwoord

Slide 19 - Quiz

Bij taalkundig ontleden benoem je de ...
A
Woordsoorten
B
Zinsdelen

Slide 20 - Quiz

We | hebben| een quiz|gespeeld
A
Zinsontleding
B
Woordsoorten

Slide 21 - Quiz

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik zwem graag baantjes.
Zwem =
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 22 - Quiz

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik word bekeken
word = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 23 - Quiz

Is het woord tussen haakjes een zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten.( heb)
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
C
koppelwerkwoord

Slide 24 - Quiz

26. Bas wordt later piloot.

wordt: hww, zww of kww?
A
hulpwerkwoord
B
koppelwerkwoord
C
zelfstandig werkwoord

Slide 25 - Quiz


23. Hij fietst naar school.

fietst: hww, zww of kww?
A
zelfstandig werkwoord
B
koppelwerkwoord
C
hulpwerkwoord

Slide 26 - Quiz


A) Ik realiseer me dat je je zo voelt.

A
Het wederkerend voornaamwoord = ik
B
Het wederkerend voornaamwoord = me
C
Het wederkerend voornaamwoord = je
D
Er staat geen wederkerend voornaamwoord in

Slide 27 - Quiz

Een wederkerend werkwoord heeft altijd een ......... bij zich
A
wederkerend voornaamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijknaamwoord
D
wederkerend bijwoord

Slide 28 - Quiz

Wij hebben ons vergist.
Ons =
Tekst
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 29 - Quiz

Het woord:
JOUW
is een
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 30 - Quiz

Het woord:
ZICH
is een
A
persoonlijk voornaamwoord
B
vragend voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 31 - Quiz

Wat voor woordsoort is:
ik
timer
0:15
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 32 - Quiz

Wat voor woordsoort is:
je
timer
0:15
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
wederkerend voornaamwoord
D
wederkerig voornaamwoord

Slide 33 - Quiz

Huiswerk voor ma 1 februari
Woordsoortbenoeming

Maken opdr. 11 t/m 13 blz. 171 
Leren de woordsoorten op bladzijde 172

Slide 34 - Slide