Semana 21 - Repaso descripciones + Pronombres

Metas Doelen
Después de esta clase... Na deze les...

1. ...sé describir alguien kan ik iemand beschrijven
2. ...sé usar los pronombres kan ik de voornaamwoorden (correct) gebruiken

1 / 23
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Metas Doelen
Después de esta clase... Na deze les...

1. ...sé describir alguien kan ik iemand beschrijven
2. ...sé usar los pronombres kan ik de voornaamwoorden (correct) gebruiken

Slide 1 - Slide

¿Cómo es ... de aspecto físico?

Slide 2 - Slide

alto
moreno
feo
largo
grande
mayor
rubio
bajo
guapo
corto
pequeño
joven

Slide 3 - Drag question

Esteban is lang.
A
Esteban es bajo.
B
Esteban es largo.
C
Esteban es guapo.
D
Esteban es alto.

Slide 4 - Quiz

Elige la frase verdadera.
A
Tiene el pelo moreno.
B
Tiene los ojos azules.
C
Tiene el pelo liso.
D
Lleva coleta.

Slide 5 - Quiz

Describe a este hombre en tres frases.

Slide 6 - Open question

Beschrijf Ana de Armas met 3 zinnen.

Slide 7 - Open question

Un chico
A
simpático
B
simpática
C
simpáticos
D
simpáticas

Slide 8 - Quiz

Una chica
A
vago
B
vaga
C
vagos
D
vagas

Slide 9 - Quiz

Mis mejores amigos son
A
tranquilo
B
tranquila
C
tranquilos
D
tranquilas

Slide 10 - Quiz

Mi mejor amigo es
A
inteligento
B
inteligente
C
inteligentos
D
inteligenta

Slide 11 - Quiz

Sara no es
A
tonto
B
tonte
C
tonta
D
tonti

Slide 12 - Quiz

Describe a tu novio/a ideal (3 zinnen, uiterlijk en karakter)

Slide 13 - Mind map

Persoonlijk voornaamwoorden
Welke 12 persoonlijk voornaamwoorden bestaan er in het Spaans? Schrijf ze allemaal op in je schrift. 

Slide 14 - Slide

Pronombres personales

Slide 15 - Slide

Escribe las combinaciones en tu cuaderno

Slide 16 - Slide

Presentaciones
¡para un punto extra en la última prueba de este año!

Slide 17 - Slide

Metas Doelen
Después de esta clase... Na deze les...

1. ...sé usar los pronombres kan ik de voornaamwoorden (correct) gebruiken
- personales (persoonlijke)
- posesivos (bezittelijke)

Slide 18 - Slide

Bezittelijke voornaamwoorden
In de vorige les heb je de persoonlijk voornaamwoorden herhaal. Wat zijn de bezittelijke voornaamwoorden? Vertaal: 

mijn boek - mijn zusjes - jouw bureau - jouw kamer - haar rugtas - zijn haar - zijn mobiele telefoon - onze katten - onze leraar - jullie schriften - hun huiswerk - uw kinderen - uw bril - uw huis

Slide 19 - Slide

Yo/tú/él vs me/te/le
Wanneer yo/tú/él en wanneer me/te/le?

Slide 20 - Slide

Yo/tú/él vs me/te/le
Me/te/le/nos/os/les gebruik je alleen met 'gustar' en werkwoorden die op dezelfde manier worden vervoegd, zoals: 'encantar', 'enfadar', 'molestar' (zie werkblad ww zoals gustar).

Slide 21 - Slide

Gustar (y similares)

Slide 22 - Slide

Deberes Huiswerk
- hacer y corregir: ficha 'Pronombres'
- estudiar: tus apuntes de hoy

Slide 23 - Slide