This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Speaking
MBO Lentiz
Spreekvaardigheid Engels
Niveau 4
Streefniveau A2
Slide 1 - Slide
Lesson goals
Je gaat oefenen met Engelse spreekvaardigheid op A2 niveau
Je leert wat niveau A2 inhoudt en wat je allemaal moet kunnen
Je krijgt een aantal voorbeelden te zien van gespreksstarters, gespreksvullers en voorbeeldvragen
Slide 2 - Slide
Gesprekken niveau A2
Op niveau A2 kun je:
Vaak gebruikte zinnen en uitdrukkingen verstaan (bv: algemene persoonlijke informatie en van familie, winkelen, richting geven, werk)
Communiceren tijdens simpele alledaagse activiteiten en bekende alledaagse zaken uitwisselen
Algemene informatie beschrijven over je achtergrond, directe omgeving en directe behoeften.
Slide 3 - Slide
Waar wordt tijdens het examen Gesprekken op gelet?
Je gebruikt een goede opbouw in je gesprek (start + afsluiting)
Je gebruikt voegwoorden (but, and, because, if, etc.) en lidwoorden correct.
Je beheerst genoeg Engelse woordenschat om je uit te drukken in een gesprek en je gebruikt een aantal standaard Engelse uitdrukkingen.
Je kunt reageren op vragen en uitspraken.
Je gebruikt eenvoudige gesprekstrategieën (vragen om herhaling, gebruik van fillers)
Je gebruikt correcte woordvolgorde, bijzinnen, goede werkwoordsvormen, en meervoudsvormen.
Je mag nog aarzelingen en pauzes gebruiken en je mag nog met een accent spreken, zo lang je voldoende verstaanbaar bent.
Slide 4 - Slide
Inhoud Spreekexamen
In de volgende slides komen de onderdelen waar je als niveau 3+4 student aan moet voldoen tijdens je examen, aan bod.
Je ziet korte uitleg, een aantal voorbeelden en een aantal quizvragen om je voorkennis te testen.
Slide 5 - Slide
Starting a conversation
Start your conversation by asking how somebody is doing or with a question
Make eye contact
Tell the person how you are doing
Slide 6 - Slide
Ending a conversation
Slide 7 - Slide
Voegwoorden
Voegwoorden gebruik je om 2 zinnen aan elkaar te plakken. Een aangeplakte zin is een bijzin.
Slide 8 - Slide
Voegwoorden
1. You should study you take the test
2. My sister loves apples she hates apple pie
3. They went on a long bike ride they really wanted to eat at McDonalds!
4. Would you like some drinks first can I take your full order?
for
and
before
but
or
yet
because
Slide 9 - Drag question
Voegwoorden gebruik je om 2 zinnen aan elkaar te plakken. Een aangeplakte zin is een bijzin.
Slide 10 - Slide
Standard English expressions
To react to what somebody is saying, you can use standard English expressions.
You can find a couple of examples on the right.
Of course, you can use other ones.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
English Word Order
Do you remember?
Who
Does
What
Where
When
Slide 13 - Drag question
walk
My mum and dad
every afternoon
in the park
Slide 14 - Drag question
wie?
bijwoord
doet?
wat?
waar?
wanneer?
Woordvolgorde met een bijwoord van frequentie
George
outside
tennis
played
never
last summer
Slide 15 - Drag question
Woordvolgorde met een bijwoord van frequentie en een hulpwerkwoord
on time
he
is
always
To be honest,
Slide 16 - Drag question
Engelse Meervoud
meervoud
woord +s
meervoud
uitzondering
(bijv +es, +oes, +ves)
meervoud =
(bijna) hele woord verandert
mouse
Baby
Kiss
Apple
foot
Scarf
egg
sheep
umbrella
potato
tooth
face
Slide 17 - Drag question
Enkelvoud, dichtbij
Meervoud, veraf
Meervoud, dichtbij
Enkelvoud, veraf
This (dit, deze)
Those (die)
These (deze)
That (dat, die)
Slide 18 - Drag question
Meervoud telbaar (bijv. girls)
Meervoud ontelbaar (bijv. milk)
Enkelvoud telbaar (bijv. girl)
Enkelvoud ontelbaar (bijv. energy)
Little
Many
Much
Few
Slide 19 - Drag question
Werkwoordsvormen
Voor niveau A2 moet je weten hoe je de belangrijkste werkwoordvormen gebruikt:
Verleden tijd
Tegenwoordige tijd
Toekomende tijd
Voltooide tijd
Je kunt oefenen op verschillende niveaus (A1 t/m B2). Vraag hulp als je hier wat extra mee wilt oefenen.
Voor het spreekexamen op niveau 4 moet je Engels op A2 beheersen.
Slide 20 - Slide
Engels: Spreken
Lesdoel:
Je gaat aan de slag met Engelse spreekvaardigheid op A2-niveau (niveau 3+4)
Werkwijze:
In de volgende les krijg je een mondeling (spreken) voor cijfer. Je wordt aan een andere student gekoppeld en jullie moeten samen een Engels gesprek voeren.
Voorwaarden:
Je moet het gesprek op een gepaste manier starten.
Je moet ten minste 1 keer om verduidelijking vragen (meer mag).
Je sluit het gesprek op een gepaste manier af.
Slide 21 - Slide
Hoe kun je (in het Engels) een gesprek starten?
Slide 22 - Mind map
Wat kun je zeggen als je iets niet begrijpt?
Slide 23 - Mind map
Hoe zeg je dat je het er niet mee eens bent?
Slide 24 - Mind map
Hoe kun je aangeven dat je het ergens mee eens bent?
Slide 25 - Mind map
Hoe kun je het gesprek afsluiten?
Slide 26 - Mind map
All teenagers should work
timer
4:00
Slide 27 - Slide
Mobile phones should be forbidden at all schools
timer
4:00
Slide 28 - Slide
Engels Gesprekken A2
Bedenk zelf een goede vraag. Werk in tweetallen. Het gesprekje moet minimaal 4 minuten duren, waarbij je allebei ongeveer 2 minuten aan het woord bent. Houd het op maximaal 6 minuten.
Voorwaarden:
Start het gesprek goed op
Maak gebruik van voegwoorden (but, and, because, if, etc.) en bijzinnen.