1.9 spelling

1.9 spelling - leestekens
1 / 18
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

1.9 spelling - leestekens

Slide 1 - Slide

Welke leestekens ken je?

Slide 2 - Mind map

Wanneer zet je een punt?

Slide 3 - Open question

Wel een punt

  1.  einde mededelende zin
  2.  afkorting: na ieder afgekort woord. Woord wordt helemaal uitgesproken (n.a.v. ). 
        let op: havo en vwo 


Geen punt

  1.  einde zin na afkorting met een punt 
  2. Zin die al eindigt met een ander leesteken.  
  3. Zin die eindigt met merknaam met uitroepteken (Joop!)

Slide 4 - Slide

Typ de volgende afkorting goed over:
maw (met andere woorden)

Slide 5 - Open question

Typ de volgende afkorting goed over
NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie)

Slide 6 - Open question

Wanneer gebruik je de komma?

Slide 7 - Mind map

komma
- Tussen twee werkwoorden bij een samengestelde zin

- Meestal voor voegwoorden (maar, omdat, zodat, etc.)

- Tussen delen van een opsomming (een rode, zachte en grote poef)


Slide 8 - Slide

Plaats in de volgende zin komma's:
Ik heb zin in de vakantie omdat ik dan niet aan komma's hoef te denken.

Slide 9 - Open question

Waar zet je de komma? Noteer alleen het woord voor de komma met de komma erachter.

Nu ik er langer over nadenk vind ik het geen gek idee.

Slide 10 - Open question

Kijk eens goed
"Hé Kevin, we missen je bro."

Wat betekent de zin nu?

Slide 11 - Slide

Aanhalingstekens
Bij citaten
'Luister naar me!' riep tante Bea.
Pieter zei: 'Ik hoor je niet.'
'Ik ga naar huis', zei Jan. 'Zie ik jullie morgen?'
'Je kunt ervan uitgaan,' zei Mel, 'dat ik erbij ben.'
Als je nadruk wilt leggen op een woord of zin. 
Kon je het woord 'onmiddellijk' goed spellen?
Als het woord op een ironische manier (spottend) gebruikt wordt.
Toen de halve klas te laat kwam, zei de leraar dat we weer 'lekker op tijd' waren.

Bij directe rede
'Three, two, one - we have a lift off,' galmde de stem in de controlekamer.
Bij een zelfbedacht woord
Om mensen aan het lezen te houden, wordt literatuur soms 'verstript'.

Slide 12 - Slide

In de zin zijn leestekens vergeten of staan leestekens op de verkeerde plek. Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plek.

De kleuter schreeuwde naar zijn vader, Ik wil niet naar bed?

Slide 13 - Open question

In de zin zijn leestekens vergeten of staan leestekens op de verkeerde plek. Neem de zin over en zet de leestekens op de juiste plek.

ik hou niet van appeltaart zei ik

Slide 14 - Open question

Welk dicteewoord is juist gespeld?
En wat is de betekenis?
A
aplaudiseren
B
applaudisseren
C
aplaudisseren
D
applaudiseren

Slide 15 - Quiz

Welk dicteewoord is juist gespeld?
Wat betekent het?
A
verraderlijk
B
verradelijk
C
veraderlijk
D
veradelijk

Slide 16 - Quiz

Welk dicteewoord is juist gespeld?
Wat betekent het?
A
onmidellijk
B
onmiddelijk
C
onmidelijk
D
onmiddellijk

Slide 17 - Quiz

Aan het werk
Opdrachten maken bij 1.9






Hoe ging opdracht 2b?
Opdracht 7 t/m 11

Slide 18 - Slide