V4 leesvaardigheid 2a

1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

V4  leesvaardigheid
Basis  hoofdstuk 1
Je kunt/kent:
  1. schrijfdoelen, leesstrategieën, tekstsoorten, tekst en publiek
  2. indeling van de tekst, tekststructuren, alineaopbouw, tekstverbanden

Slide 7 - Slide

De regels
Iedereen doet mee!
Niet ingelogd in Lesson up-> absent
Geen antwoord gegeven in lesson up-> absent
Je geeft geen antwoord op mijn vraag-> absent

Slide 8 - Slide

Uiteenzetting
Beschouwing
Overtuigen
Informeren
Opiniëren
Betoog

Slide 9 - Drag question

Lees par. 4, p. 20

Slide 10 - Slide

kenmerk
1
2
3  etc
onderwerp
inhoud
bron
taalgebruik
toon
lay-out

Slide 11 - Slide

Tekst 5 is bedoeld voor:
A
jonge mensen
B
hoger opgeleide mensen
C
oudere mensen

Slide 12 - Quiz

Waaraan kun je zien dat de tekst voor jonge mensen is bedoeld?
A
de bron
B
onderwerp
C
taalgebruik
D
afbeelding

Slide 13 - Quiz

Tekst 6 is bedoeld voor:
A
jonge mensen
B
hoger opgeleide mensen
C
oudere mensen

Slide 14 - Quiz

Waaraan kun je zien dat de tekst voor hoger opgeleide mensen is bedoeld?
(2 antwoorden)
A
inhoud
B
onderwerp
C
taalgebruik
D
afbeelding

Slide 15 - Quiz

Tekst 7 is bedoeld voor:
A
jonge mensen
B
hoger opgeleide mensen
C
oudere mensen

Slide 16 - Quiz

Waaraan kun je zien dat de tekst voor hoger opgeleide mensen is bedoeld?
(2 antwoorden)
A
inhoud
B
onderwerp
C
taalgebruik
D
afbeelding

Slide 17 - Quiz

Maak opdracht 4 (blz. 17/18)
vragen: 1, 2, 6, 7, 9, 11 en 12

als je klaar bent 
bestudeer je alvast blz. 24, 25 en 28
timer
15:00

Slide 18 - Slide

Laat hier de opdracht zien (opdracht 4).

Slide 19 - Open question

Leesvaardigheid H2

H2: De indeling van een tekst

Lees de theorie door over 'de indeling van een tekst' op blz. 24 en 25

timer
5:00

Slide 20 - Slide

Wat is géén inhoudelijk kenmerk van de inleiding?
A
aandacht trekken
B
samenvatting geven
C
onderwerp aangeven
D
opbouw aangeven

Slide 21 - Quiz

Wat is een typografisch kenmerk van zowel de inleiding, kern en het slot?

Slide 22 - Open question

Welk inhoudelijk kenmerk bevat het slot van de tekst het vaakst?
A
samenvatting
B
aanbeveling
C
conclusie
D
toekomstverwachting

Slide 23 - Quiz

Waaraan kun je vaak de tekstverbanden tussen alinea's herkennen?

Slide 24 - Open question

De deelonderwerpen in de kern kunnen uit meerdere alinea's bestaan.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz

Structurerende zinnen (aankondigend en afrondend) vind je vooral in
A
de inleiding
B
de kern (het middenstuk)
C
het slot

Slide 26 - Quiz

ZEVEN tekststructuren:

1 argumentatiestructuur

2 aspectenstructuur

3 probleem/oplossingstructuur

4 verklaringsstructuur

5 verleden/heden/toekomststructuur (chronologisch)

6 voor- en nadelenstructuur

7 vraag/antwoordstructuur


Slide 27 - Slide

Vaste tekststructuren (blz. 28)

- kern vaak opgebouwd volgens vaste structuur

- herkenning van deze structuren vergroot begrijpelijkheid

- tekststructuren hangen af van:

   * onderwerp

   * schrijfdoel

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Video

Begrippen
Het onderwerp van een tekst: In 1 of een paar woorden zeggen waar de tekst over gaat.
Een deelonderwerp: Het onderwerp van 1  of een paar alinea's.
Een alinea: Een groepje zinnen in een tekst met hetzelfde deelonderwerp. Een alinea begint altijd op een nieuwe regel.
Kernzin: De zin die het belangrijkste (=hoofdgedachte) van een alinea weergeeft.
Een tussenkopje: een titel boven een alinea in de tekst.

Slide 30 - Slide

De kernzin is meestal de .... zin van een alinea.
A
eerste
B
eerste, tweede of laatste
C
eerste, tweede of derde
D
eerste of laatste

Slide 31 - Quiz

De kernzin is de belangrijkste zin van de alinea
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quiz

TEKSTVERBANDEN

Zorgen ervoor dat

woorden, zinnen en alinea's

met elkaar samenhangen.

Slide 33 - Slide

Tekstverbanden

Slide 34 - Slide

Te doen

- Maak in tweetallen in break-out-rooms opdracht 1 op blz. 25 

   Hier krijg je ongeveer 15 minuten voor

- Ben je klaar?

   * Begin aan je huiswerk: 15 februari: maken opdracht 2

      (vraag 1, t/m 5, 7, 13 en 14)



timer
15:00

Slide 35 - Slide

Laat je werk zien?
Lever hier een foto van opdracht 1 in.

Slide 36 - Open question

Bespreken opdracht 1
1 de fusie van
Sinterklaas en de Kerstman        

2 inleiding = Het is … en eenheid.
middenstuk = Het eerste …
ten goede.

slot = Het zal … moeten
doen.

3 A de actualiteit – Zie de publicatiedatum

4 D een toekomstverwachting

5 deel 1: Het eerste            deel 2: Er zijn                     deel 3: Uiteraard rijst



Slide 37 - Slide


6 Voordelen (van een fusie)
7 Mogelijke problemen (bij een fusie)
8 Andere fusiepartner? / Nog meer fusiegeweld?
9 tweede alinea: Er is;                 derde alinea: Het voordeel;              vierde alinea: Verder kan;

vijfde alinea: Ten slotte
10 tweede alinea: Of de;             derde alinea: De naam;                      vierde alinea: Zijn er
11 tweede alinea: De paashaas

12 Het schrijfdoel van de auteur is overtuigen:

13 Sinterklaas en de Kerstman moeten fuseren. / Een fusie van Sinterklaas en de Kerstman biedt
voordelen en schept duidelijkheid.


 




Slide 38 - Slide

HUISWERK

15 februari: maken opdracht 2

      (vraag 1, t/m 5, 7, 13 en 14)



Slide 39 - Slide