Oefentoets thema 5 - Erfelijkheid en evolutie

Een mutatie in een cel van de huid in de voet van een zwangere vrouw kan verandering van het genotype van het embryo tot gevolg hebben.
A
juist
B
onjuist
1 / 22
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Een mutatie in een cel van de huid in de voet van een zwangere vrouw kan verandering van het genotype van het embryo tot gevolg hebben.
A
juist
B
onjuist

Slide 1 - Quiz

Waarom is dit onjuist?

Slide 2 - Open question

Een mutatie in een cel van de baarmoeder (dat is het orgaan waarin het ongeboren kind zich ontwikkelt) van een zwangere vrouw kan verandering van het genotype van het embryo tot gevolg hebben.

Slide 3 - Slide

Een mutatie in een cel van de baarmoeder (dat is het orgaan waarin het ongeboren kind zich ontwikkelt) van een zwangere vrouw kan verandering van het genotype van het embryo tot gevolg hebben.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Wat is de beste methode om de invloed van het milieu op het fenotype te bepalen?

Organismen met hetzelfde genotype in dezelfde milieuomstandigheden.
... hetzelfde genotype in verschillende milieuomstandigheden.
... verschillende genotypen in dezelfde milieuomstandigheden.
... verschillende gen. in verschillende milieuomstandigheden.



Slide 5 - Slide

Wat bepaalt naast het milieu het fenotype?

Slide 6 - Open question

Wat dan dus 100% hetzelfde zijn, het genotype of de invloeden uit het milieu?
A
genotype
B
invloeden uit het milieu

Slide 7 - Quiz

Wat is de beste methode om de invloed van het milieu op het fenotype te bepalen?
A
G en M hetzelfde
B
G hetzelfde en M verschillend
C
g verschillend, m hetzelfde
D
G en M verschillend

Slide 8 - Quiz

Welke uitspraak over een kloon van mevr. Rhöse is juist?
A
Fenotypen en genotypen van R en K zijn onderling gelijk.
B
Fenotypen en genotypen van R en K zijn verschillend.
C
Fenotypen van R en K gelijk, genotypen verschillend.
D
Genotypen van R en K zijn gelijk, fenotypen verschillend.

Slide 9 - Quiz

Een kloon van een aardappelplant is een groep aardappelplanten die ongeslachtelijk is ontstaan uit de okselknoppen (ogen) van die plant.

Welke uitspraak over een kloon van een aardappelplant is juist? 

Slide 10 - Slide

Een groep geleerden is erin geslaagd om uit één lichaamscel van een volwassen schaap (de ‘moeder’) een lammetje te laten groeien: Dolly.

Waarmee is de erfelijke relatie tussen Dolly en haar moeder het best te vergelijken?

Slide 11 - Slide

Waarmee is de erfelijke relatie tussen de kloon en mevr. Rhöse het best te vergelijken?
A
Die is hetzelfde als de relatie tussen broer en zus.
B
Die is hetzelfde als de relatie tussen een eeneiige tweeling.
C
Die is hetzelfde als de relatie tussen een twee-eiige tweeling.
D
Die is hetzelfde als de relatie tussen moeder en dochter.

Slide 12 - Quiz

Een man en een vrouw hebben allebei een allel voor steil (s) haar en een allel voor krullend (k) haar. Ze krijgen samen een kind.

Noteer de allelencombinaties die bij dit kind kunnen voorkomen.

Slide 13 - Slide

Noteer de allelencombinaties die bij dit kind kunnen voorkomen.

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Slide

Hoeveel paren chromosomen bevinden zich in de kern van een gewone lichaamscel van een vrouwelijke sluipwesp?

Slide 16 - Open question

 Door het stijgen van de leeftijd van de moeder neemt de kans op bepaalde vormen van trisomie toe.
In de tabel is van een aantal jaren de leeftijd weergegeven waarop vrouwen in een aantal Europese landen hun eerste kind krijgen.
Leid uit de tabel af in welk land de kans op trisomie als gevolg van de leeftijd van de moeder het laagst is. 





Slide 17 - Slide

Wat is eigenlijk, heel simpel gezegd, de vraag?

Slide 18 - Open question

Slide 19 - Slide

Welk land heeft de jongste moeders?

Slide 20 - Open question

Bij katten komen twee verschillende bloedgroepen voor: bloedgroep A en bloedgroep B.

Het gen voor bloedgroep A is dominant (R), dat voor bloedgroep B is recessief (r).

Slide 21 - Slide

Wat is de bloedgroep van een kat die heterozygoot is voor deze eigenschap?

Slide 22 - Open question