Microfoons uitzetten als de les begint + reageren in de chat
Lesdoel: je weet wat een meewerkend voorwerp is + wat een voorzetsel inhoudt
lesson up: theorie + opdrachten
Huiswerk nabespreken: vragen?
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Lesprogramma 30 maart
presentie: iedereen aanwezig?
Microfoons uitzetten als de les begint + reageren in de chat
Lesdoel: je weet wat een meewerkend voorwerp is + wat een voorzetsel inhoudt
lesson up: theorie + opdrachten
Huiswerk nabespreken: vragen?
Slide 1 - Slide
Meewerkend voorwerp
Grammatica zinsdelen
Slide 2 - Slide
Meewerkend voorwerp
In zinnen met een lijdend voorwerp kan ook een meewerkend voorwerp staan.
Het geeft aan voor / aan wie iets bestemd is.
Slide 3 - Slide
Meewerkend voorwerp
Stel de vraag:
Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Zo vind je het meewerkend voorwerp
1. Zoek eerst de persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp. 2. Stel de vraag: Aan/Voor wie + werkwoordelijk gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?
Slide 6 - Slide
Welk woord in de zin is de persoonsvorm? Ik (C) fiets (A) op mijn fiets (B) naar school(D)
A
fiets(1e woordje)
B
fiets (2e woordje)
C
Ik
D
school
Slide 7 - Quiz
Wat is een persoonsvorm altijd? A = lidwoord B = zelfstandig naamwoord C = Bijv. naamwoord D= werkwoord