Past simple vs present perfect

Past simple-Present Perfect
1 / 40
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2,3

This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Past simple-Present Perfect

Slide 1 - Slide


Past simple - Verleden tijd

Slide 2 - Slide

past simple
  • Wordt gebruikt als iets in het verleden heeft plaats gevonden en is afgerond, het is echt voorbij.
  • Vaak staat in de zin een tijdsbepaling die aangeeft dat het verleden tijd is: last month, yesterday, a minute ago, in 1999.
  • –> I bought a new bike last week.
  • Door de woorden ‘last week’ wordt duidelijk dat deze gebeurtenis zich in het verleden heeft afgespeeld. Er moet dus een verleden tijd gebruikt worden.
  • --> ww+ ed of TWEEDE RIJTJE

Slide 3 - Slide

Past simple - Verleden tijd
Present Perfect - onvoltooid verleden tijd
have / has + ww + -ed
Have / has + onregelmatig werkwoord (3e rijtje)

Slide 4 - Slide

present perfect
  • Wordt gebruikt als
  • iemand met iets in het verleden begonnen is en nog steeds doet
  • of als iets in het verleden begonnen is en nog aan de gang is

  • Ook als het niet belangrijk is wanneer iets gebeurd is, maar iemand heeft iets gedaan of er is iets gebeurd waarvan de resultaten nog merkbaar zijn.
  • Vaak komen in de zin de woorden for of since voor.
  • - HAVE/HAS + werkwoord +-ed of have/has +DERDE RIJTJE



Slide 5 - Slide

past simple vs present perfect
  •  I worked in Zutphen for seven years.
  •   (ik werk er nu dus niet meer)
  • I went to New York in 2015.
  • (1x in 2015)

  •  I have worked for Shell for three years.
  •   (en ik werk er nu nog steeds)
  • I have been to New York twice.
  • (ooit eens geweest, gaat om de ervaring)


Slide 6 - Slide

I lived in London.
I have lived in London.
Present Perfect
Past Simple

Slide 7 - Drag question

I learned my lesson.
I have learned my lesson and Will never do that again.
Present Perfect
Past Simple

Slide 8 - Drag question

Past Simple Present Perfect

Slide 9 - Slide

Past simple

- Verleden tijd
- Afgelopen
- Tijdsbepaling

werkwoord + ed
OF
sterk ww (blz. 161)


Present perfect

In het verleden begonnen en;
- nu nog aan de gang
- resultaat merkbaar

has/have + ww+ed 
OF
has/have + sterk ww.

Slide 10 - Slide

Ik twijfel nog...
1. Is het op dit moment nog aan de gang? 
   Ja = present perfect                                Nee = volgende vraag

2. Gaat het over ervaringen tot nu toe?
    Ja = present perfect                               Nee = volgende vraag

3. Is het resultaat van de actie nu merkbaar?
    Ja = present perfect                               Nee = past simple

Slide 11 - Slide

I went to my friend last night.
A
past simple (in het verleden en nu klaar)
B
present perfect (nu nog bezig/resultaat)

Slide 12 - Quiz

I have seen that movie before!
A
past simple (in het verleden en nu klaar)
B
present perfect (nu nog bezig/resultaat)

Slide 13 - Quiz

I have been at Reggesteyn for 2 years now.
A
past simple (in het verleden en nu klaar)
B
present perfect (nu nog bezig/resultaat)

Slide 14 - Quiz

My car is shiny! I have just cleaned it.
A
past simple (in het verleden en nu klaar)
B
present perfect (nu nog bezig/resultaat)

Slide 15 - Quiz

We visited my aunt and uncle last weekend.
A
past simple (in het verleden en nu klaar)
B
present perfect (nu nog bezig/resultaat)

Slide 16 - Quiz

I saw a bird fly by my window.
A
past simple (in het verleden en nu klaar)
B
present perfect (nu nog bezig/resultaat)

Slide 17 - Quiz

She has fallen down and now she has a broken leg.
A
past simple (in het verleden en nu klaar)
B
present perfect (nu nog bezig/resultaat)

Slide 18 - Quiz

Jack ...(finish) work an hour ago.

Slide 19 - Open question

He ... (go) to Germany last summer.

Slide 20 - Open question

Some policemen ...(catch) the criminals two days ago.

Slide 21 - Open question

I ...(be) a teacher since 2010.

Slide 22 - Open question

last one:
I ... (have) lunch already, now I am full.

Slide 23 - Open question

Ik begrijp het verschil tussen past simple en present perfect en kan deze toepassen
A
Ja
B
Nee
C
Het gaat vaak goed, maar snap het half
D
Ik begrijp het verschil, kan het niet toepassen

Slide 24 - Quiz

Ik heb meer hulp nodig, met...

Slide 25 - Open question

Part 1: Practise past simple
- Two slides

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link

Part 2:Practise present perfect
2 slides

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Link

Slide 31 - Link

Part 3: Practise with past simple/present perfect
5 slides

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Link

Slide 34 - Link

Slide 35 - Link

Slide 36 - Link

Slide 37 - Link

Part 4: Practise with irregular verbs
2 slides

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Link

Slide 40 - Link