Thema 3.4 Stambomen - PLS1337

3.4
 stambomen
1 / 19
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3.4
 stambomen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Video

This item has no instructions

Thema 3.1 en 3.2

Programma
  1. uitleg kruisingsschema
  2. opdrachten oefen

HW: Opdr 1,2 en 3 bs 3.3




Slide 3 - Slide

Voor deze les een demonstratie met een kaars doen.

Misschien ook een pinda?
Planning
- Herhaling genotype en fenotype, Genen
- 3.3 Kruisingen
- Opdrachten maken
- 3.4 Stambomen
- Afsluiting van de les


Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Kruisingen
Aan het eind van deze les kan ik...
  • Je kunt een kruisingsschema opstellen.
  • Je kunt bij een gegeven kruising genotypen en fenotypen van de ouders en nakomelingen afleiden


Begrippen
generatie, kruisen, kruisingsschema


HW: BS 3.1 opd 3; BS 3.2 opd. 3
 

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Herhaling 
Genottype en Fenotype
Genen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Fenotype en genotype

Slide 7 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Dominante allel (het sterkst)= A
Recessieve allel (minder sterk)= a.

AA: Homozygoot dominant
Aa: Heterozygoot 
aa: Homozygoot recessief 

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn genen?

A
Genen zijn informatie die iets zeggen over huidskleur of oogkleur
B
Genen zijn delen van een chromosoom die coderen voor een eigenschap, van ieder gen het je twee allelen.
C
Genen zorgen voor je fenotype (hoe je er uit ziet)
D
Ze zijn allemaal goed

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Het allel voor bruinhaar is dominant A. Het allel voor blond haar is recessief a.
Welke kleur haar heeft iemand met het genotype Aa?
A
Bruin
B
Blond
C
Lichtbruin

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een intermediair fenotype?
A
Beide allelen komen niet tot uiting
B
Het fenotype is afhankelijk van het dominante allel
C
Er is geen dominant allel en geen recessief allel
D
Het fenotype is afhankelijk van het recessieve allel.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Je kunt uit een gegeven stamboom afleiden welke genotypen de ouders en/of nakomelingen hebben, welk allel dominant is en welk allel recessief is. 
3.4 Stambomen

Slide 13 - Slide

Vul voor jezelf aan
Substraat: is wat wordt omgezet/verwerkt in een enzym
Active centrum: waar substraat bind met enzym
reactieproduct: wat uit de reactie komt

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Stap 1
Welk fenotype heeft iedereen?

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Stap 2
Hoe is het mogelijk dat het één kind een andere fenotype heeft?
Wat zou dan het genotype van dit kind zijn? 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Stap 3
Schrijf in de stamboom op wat je weet over het genotype

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Stap 5
Vul de stamboom zo veel mogelijk aan

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Huiswerk Donderdag
3.3 opdracht 1 tm 3
3.4 opdracht 2 tm 4

Slide 19 - Slide

This item has no instructions