goed gebekt zijn 4

Wat betekent de uitdrukking?
Je hebt 20 seconden om het goede antwoord te geven
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat betekent de uitdrukking?
Je hebt 20 seconden om het goede antwoord te geven

Slide 1 - Slide

Het gaat goedschiks of kwaadschiks
A
iemand werkt mee of niet, maar het gebeurt
B
het loopt of goed of slecht af
C
de volgorde is niet van belang

Slide 2 - Quiz

Het is voor jou niet te harden op die afdeling
A
het is er voor jou niet uit te houden
B
het is makkelijk werk voor jou
C
het is helaas slechts tijdelijk werk

Slide 3 - Quiz

Gestolen goed gedijt niet
A
gestolen spullen ben je zo weer kwijt
B
van spullen die je gestolen hebt, geniet je niet echt
C
gestolen spullen kun je nooit verhandelen

Slide 4 - Quiz

Het is hem naar het hoofd gestegen
A
hij heeft het verschrikkelijk warm
B
hij heeft een betere baan gekregen
C
hij heeft verbeelding gekregen

Slide 5 - Quiz

Na lang aandringen ging hij overstag
A
hij werd boos
B
hij gaf toe
C
hij begon te huilen

Slide 6 - Quiz

Het hangt als een zwaard van Damocles boven mijn hoofd
A
er is iets waar ik enorm naar uitkijk
B
een steeds terugkomende gedachte
C
er is een gevaar dat voortdurend dreigt

Slide 7 - Quiz

Even wachten tot de kruitdampen zijn opgetrokken
A
tot alles duidelijk in beeld is
B
tot de drukte/ de ophef voorbij is
C
tot de ruzie voorbij is

Slide 8 - Quiz

Het was een hard gelag
A
het was te voorspellen
B
het was leedvermaak over een kwestie
C
het was moeilijk te verteren

Slide 9 - Quiz

De voorzitter staat er gekleurd op
A
valt in negatieve zin op
B
krijgt veel aandacht
C
staat goed bekend

Slide 10 - Quiz

De positie van de minister is in het geding
A
trekt alle aandacht
B
is onbeduidend
C
staat ter discussie

Slide 11 - Quiz

Vul de zinnen aan en leg uit wat ze betekenen

Slide 12 - Slide

1. van toeten nog blazen ...
2. voet bij stuk ...
3. de bloemetjes buiten ...

Slide 13 - Open question

1. van toeten nog blazen weten: er niets vanaf weten
2. voet bij stuk houden: aan een standpunt vasthouden
3. de bloemetjes buiten zetten: flink feestvieren

Slide 14 - Slide

1. op zijn poot ...
2. ergens een slag naar ...
3. het op iemand gemunt ...

Slide 15 - Open question

  1. op zijn poot spelen: heel erg tekeergaan
2. ergens een slag naar slaan: een ruwe schatting maken
3. het op iemand gemunt hebben: iemand als slachtoffer gekozen hebben

Slide 16 - Slide

1. zijn gal ...
2. het hoofd in de schoot ...
3. iemand iets onder de neus ...

Slide 17 - Open question

  1. zijn gal spuwen: heel boos zijn en dat uiten
  2. het hoofd in de schoot leggen: zich ergens bij neerleggen
  3. iemand iets onder de neus wrijven: iemand min of meer onvriendelijk op zijn fouten wijzen

Slide 18 - Slide

leg uit in je eigen woorden

Slide 19 - Slide

relativeren

Slide 20 - Open question

conserveren

Slide 21 - Open question

sanctioneren
A
straffen
B
iets voorzeggen
C
overdrijven
D
iets goedkeuren

Slide 22 - Quiz

chargeren
A
overdrijven om iets belachelijk te maken
B
met politiepaarden demonstranten tegenhouden
C
juridische term voor goedkeuren
D
letterlijk weergeven wat iemand zegt

Slide 23 - Quiz