Week 2

Nederlands
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Nederlands

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Start les
Zit je op je eigen plek?
Is je mobiel uit het zicht?
Zijn je oortjes uit?
Hangt je jas aan de kapstok?
Zijn je pet en capuchon af?
Je bent stil bij start les.

timer
1:30

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Pak je leesboek erbij!
Je gaat 10 minuten lezen.

 
timer
10:00

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Planning

Nakijken
Voorlezen boek
Uitleg wat een hoofdgedachte is en hoe je die kan vinden.
Doel deze week

Je weet wat precies lezen is.

Je leert wat een hoofdgedachte is en hoe je die kan vinden.

Je weet het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte te benoemen.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions


Onderwerp en hoofdgedachte

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Onderwerp en hoofdgedachte
Een tekst heeft natuurlijk altijd een ONDERWERP.
Daarnaast heeft elke tekst een HOOFDGEDACHTE.

Deze moet je zelf kunnen bepalen!

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Hoe vind ik het O en het HG?
1. Lees de titel, de inleiding en het slot
2. Stel jezelf de vraag: Waar gaat de tekst over? Dat is het onderwerp.

Hoofdgedachte
3. Bedenk wat de tekst je vertelt over dit onderwerp:
- Informatieve tekst: Wat is de belangrijkste info over het onderwerp?
- Overtuigende tekst: Wat vindt de schrijver van het onderwerp?
4. Schrijf nu de hoofdgedachte in één zin.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Is de hoofdgedachte hetzelfde als het onderwerp?

Slide 8 - Open question

This item has no instructions

Precies lezen
   

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Stap 3. Alles precies begrijpen

Moet je iets ongeveer weten? 
Dan is één keer doorlezen genoeg.

Lees je om te leren? Of maak je een toets? 
Dan is elk detail belangrijk.
Neem de tijd om precies te lezen wat er staat.
Onderstreep moeilijke woorden.

Slide 10 - Slide


Tip!
Ken je een woord niet? Probeer het eens zo:

- Lees de zinnen ervoor en erna, vaak staat daar een omschrijving of synoniem (woord met dezelfde betekenis).
- Splits een langer woord in delen op. Ken je de delen?
- Gebruik eventueel een woordenboek.

Slide 11 - Slide

Check ook de leestraining MICRO over het gebruik van het alfabet en woordenboek.
Opdrachten
Maak opdracht 1, 2, 3 en 4
Niet af? Dan is dat je huiswerk

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Doelen deze les
Volgende les



Afsluiting

Zijn er nog vragen?
Controleer of je huiswerk hebt

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Start les
Zit je op je eigen plek?
Is je mobiel uit het zicht?
Zijn je oortjes uit?
Hangt je jas aan de kapstok?
Zijn je pet en capuchon af?
Je bent stil bij start les.

timer
1:30

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Planning

10 minuten huiswerk nakijken
15 Trainen op onderwerp
5 minuten uitleg hoofdgedacht
15 minuten huiswerk maken
5 minuten afsluiting


Doel

Je weet hoe je een hoofdgedachte moet formuleren.

Je weet hoe je een hoofdgedachte kan vinden.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions


Lijkt op het onderwerp maar is niet hetzelfde!!

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Hoofdgedachte:

In een zin opschrijven wat de schrijver over het onderwerp zegt

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

De hoofdgedachte.



De hoofdgedachte van de hele tekst is het belangrijkste wat er over het onderwerp gezegd wordt.

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Onderwerp en hoofdgedachte
Een tekst heeft natuurlijk altijd een ONDERWERP.
Daarnaast heeft elke tekst een HOOFDGEDACHTE.

Deze moet je zelf kunnen bepalen!

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Hoe vind ik het O en het HG?
1. Lees de titel, de inleiding en het slot
2. Stel jezelf de vraag: Waar gaat de tekst over? Dat is het onderwerp.

Hoofdgedachte
3. Bedenk wat de tekst je vertelt over dit onderwerp:
- Informatieve tekst: Wat is de belangrijkste info over het onderwerp?
- Overtuigende tekst: Wat vindt de schrijver van het onderwerp?
4. Schrijf nu de hoofdgedachte in één zin.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions