vwo 5/september 2023/keuzevoorzetsels inclusief 7/2 regel

Naamvallen
Keuzevoorzetsels
1 / 30
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Naamvallen
Keuzevoorzetsels

Slide 1 - Slide

Keuzevoorzetsels
Sommige voorzetsels hebben in het Duits een vaste naamval, bijv. mit (3e) en für (4e)

Andere kunnen zowel vast een 4e als een 3e naamval krijgen.
Dat zijn de keuzevoorzetsels.

Gelukkig is hier een makkelijk ezelsbruggetje voor!

Slide 2 - Slide

Een auto met vier wielen rijdt

Een auto met drie wielen staat stil

Beweging is 4e naamval
Bevinden is 3e naamval.

Slide 3 - Slide

Dit zijn de keuzevoorzetsels.
Kan je de voorzetsels al vertalen van NLs - Dui?

Slide 4 - Slide

DATIV (3e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag : wo? (=waar)

                                                   wann?(=wanneer)


ERGENS ZIJN

Slide 5 - Slide

voorbeeld

Er steht vor d... Tür(v).

waar staat hij? "voor de deur" dus DATIV

Er steht vor der Tür.

Slide 6 - Slide

Akkusativ (4e naamval)

je krijgt een antwoord op de vraag: wohin?(=waarheen)


ERGENS KOMEN

Slide 7 - Slide

voorbeeld

Er springt in d... Wasser(o).

waarheen? springt hij "in het water" dus Akkusativ

Er springt in das Wasser.

Slide 8 - Slide

7/2 regel
Wo? Wann? Wohin?=geen antwoord?
7=an, hinter, neben , vor, unter, zwischen, in --> 3e naamval
2= auf, über--> 4e naamval

Ich warte auf meine Mutter.
Der Vater ist stolz auf seinen Sohn.
Er weiß sehr viel über mich. 
 

Slide 9 - Slide

Hoeveel Wechselpräpositionen kent het Duits?
A
7
B
8
C
9
D
10

Slide 10 - Quiz

Welke zin is fout?
A
Ich setze mich neben die Frauen.
B
Ich sitze neben den Frauen
C
Ich gehe in das Schwimmbad
D
Ich schwimme in das Schwimmbad

Slide 11 - Quiz

Welke vraag stel je om een vierde naamval te bepalen bij de keuzevoorzetsels?
A
Wohin?
B
Wo?
C
Wodurch?
D
Wovon?

Slide 12 - Quiz

Dieser Satz ist richtig!!!
Dieser Satz ist leider falsch
Vor die Reise müssen wir tanken
Der Ball rollt unter das Auto (o)
Die Kreditkarte liegt im Hotelzimmer (o)
Ich wohne über dem Geschäft (o)
Ich lege die Zeitung auf dem Tisch (m) 
Die Zeitung liegt noch auf dem Tisch (m)

Slide 13 - Drag question

Das Buch liegt auf d... Tisch(m).
A
dem
B
den
C
der
D
die

Slide 14 - Quiz

Ich hänge das Bild an d... Wand(v).
A
die
B
der
C
den
D
dem

Slide 15 - Quiz

Er geht in d... Disko(v).
A
die
B
der
C
das
D
dem

Slide 16 - Quiz

Die Jacke fällt hinter dein... Stuhl(m).
A
deinem
B
dein
C
deine
D
deinen

Slide 17 - Quiz

Ich fürchte mich vor (jullie) ........ Hund.
A
eurem
B
euch
C
ihr
D
ihre

Slide 18 - Quiz

Wir freuen uns auf (jou)...... !
A
deinem
B
dein
C
deine
D
deinen

Slide 19 - Quiz

An (welk) ....... Tag kommt ihr an?
A
welchen
B
welche
C
welch
D
welchem

Slide 20 - Quiz

Er spricht nicht über (zij) ........ .
A
sie
B
ihr
C
ihnen
D
Sie

Slide 21 - Quiz

Er spricht nur noch über (deze) ........ Frau .
A
die
B
diese
C
dieser
D
der

Slide 22 - Quiz

Lastig?
Als je verder wilt oefenen: op de volgende slide staat een korte uitlegvideos en daarna zijn er nog genoeg online opgaven om extra mee te oefenen!

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video

Slide 25 - Link

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link

Slide 30 - Link