week 24 - 26 mei 2023

week 21 - 2023
Goedemorgen!
Goedemiddag!
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

week 21 - 2023
Goedemorgen!
Goedemiddag!

Slide 1 - Slide

Vandaag
Het is vandaag...................            De datum is ............

Morgen is het .............
Overmorgen is het ..........

Gisteren was het ................
Eergisteren was het ............
Het is lente / voorjaar

Slide 2 - Slide

LEZEN
We lezen 15 minuten in ons boek.

Schrijf moeilijke woorden in je schrift.
-Zoek op wat het betekent.
-Vraag wat het betekent.


timer
15:00

Slide 3 - Slide

Terugblik op .....
timer
8:00

Slide 4 - Slide

Knip, plak en vertel
- Je werkt in een tweetal.
- Kies plaatjes uit van de Efteling.
- Knip de plaatjes uit.
- Plak ze op een groot vel.
- Schrijf er in het Nederlands iets bij.
(Je mag - als je het écht niet weet - laten vertalen.)

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Terugblik met elkaar
Vertel iets over je blad 
met foto's en tekst.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Leerdoel(en)+ wat ga je doen?
- Je leest een tekst over een pretpark. Je begrijpt wat je leest.
- Je schrijft moeilijke woorden op en zoekt de betekenis / vertaling. 

- Je leest dezelfde tekst in Diglin en maakt de opdrachten.

Slide 10 - Slide

timer
5:00

Slide 11 - Slide

Welke woorden heb je
deze les geleerd?

Slide 12 - Mind map

Diglin Junior Lezen 4

Slide 13 - Slide

Diglin 'Het Pretpark'
- We lezen samen, klassikaal, om de beurt.

- Je gaat 20 minuten de opdrachten maken. 
- Maak het zo goed mogelijk!!

Slide 14 - Slide

Welke werkwoorden staan in de tekst?

(er staan er 32 in -> wel veel dezelfde werkwoorden)

Slide 15 - Open question

Opdracht met werkwoorden
- Kies 10 verschillende werkwoorden uit de tekst.
- Maak met elk werkwoord een zin.



Bijvoorbeeld: 

Slide 16 - Slide

Maak zinnen met een werkwoord

Slide 17 - Open question

Zelfstandig naamwoord
* mensen
* dieren
* dingen

Je moet er een lidwoord (de, het, een) voor zeggen.
Bijvoorbeeld: docent - oma - paard - konijn - pretpark - auto - pen - muur - boek - vakantie 

Slide 18 - Slide




Bijvoorbeeld: 

Slide 19 - Slide

zelfstandig
naamwoord

Slide 20 - Mind map

opdracht ....

Slide 21 - Slide