Spelling oefenen havo 3

Hij (verzekeren) zich.
A
verzekert
B
verzekerd
1 / 11
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Hij (verzekeren) zich.
A
verzekert
B
verzekerd

Slide 1 - Quiz

Waarom heb je me niet gewaarschuwd dat we te laag ... (verzekeren) zijn?
A
verzekert
B
verzekerd

Slide 2 - Quiz

...(Worden) je broer aanvoerder van het team of ...(worden) je het liever zelf?
A
Word, word
B
Wordt, wordt
C
Wordt, word
D
Word, wordt

Slide 3 - Quiz

...(Houden) je aan de regels en beloof me dat je nooit weer ...(stelen).
A
Houd, steeld
B
Houdt, steelt
C
Houd, steelt
D
Houd, steeld

Slide 4 - Quiz

De reiger ...(zweven) over het weiland en ...(landen) bij de vijver.
A
zweefte, lande
B
zweefde, landde
C
zweefde, lande
D
zweefte, landde

Slide 5 - Quiz

Ofschoon ik hard op de deur ...(bonzen), ... (weigeren) Ben open te doen.
A
bonste, weigerde
B
bonsde, weigerde
C
bonsde, weigerden
D
bonste, weigerden

Slide 6 - Quiz

De ...(verplichten) rekentoets wordt wellicht nooit definitief ingevoerd.
A
verplichte
B
verplichtte
C
verplichten
D
verplichtten

Slide 7 - Quiz

werkwoordspelling
A
Gisteren verhuisden we naar Groningen.
B
Gisteren verhuisten we naar Groningen.

Slide 8 - Quiz

werkwoordspelling
A
Manou verstuurt een brief
B
Manou verstuurd een brief
C
Manou verstuurdt een brief

Slide 9 - Quiz

werkwoordspelling
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.
C
Het hout is opgebrant.

Slide 10 - Quiz

werkwoordspelling
A
Hij heeft de boel belazerd.
B
Hij heeft de boel belazert.

Slide 11 - Quiz