1. Morgen leid/ leidt de treinstaking vast op veel scholen tot lege lokalen.
2. Rijd/ Rijdt je broer al lang op die opgevoerde brommer?
3. Misschien word/ wordt je wel eerste bij die talentenjacht.
4. Houd/ Houdt de keeper van jou elftal wel eens een penalty tegen?
5. De uitnodiging vermeld/ vermeldt niet hoe laat het feest begint.
6. Ik benijd/ benijdt je echt om je mooie rode krullen!
7. Je raad/ raadt nooit wie ik vandaag bij het station tegenkwam.
8. Vind/ Vindt jij Dotan ook zo'n leuke zanger?