HV1 di 18 jan - 1

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?
  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen (ja, een potlood mag ook)
  • Je eigen leesboek
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Telefoon in de telefoontas? Pak je spullen!
Wat heb je nodig?
  • Lesboek 
  • Schrift
  • Pen (ja, een potlood mag ook)
  • Je eigen leesboek

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • We lezen in ons eigen leesboek 
      Leg je schrift open op tafel (ik kijk of je het huiswerk gemaakt hebt)
  • Herhaling over de werkwoordspelling
  • We kijken het huiswerk na
  • We maken een quizlet over de persoonsvorm in
    tegenwoordige tijd

Slide 2 - Slide

Tijd om te lezen

Pak je boek erbij

We lezen in stilte

Slide 3 - Slide

Hoe zat het ook al weer?
Een werkwoord heeft verschillende vormen. Een daarvan is de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Je gaat uit van de ik-vorm.

Hoe vind je de ik-vorm?
Van het hele werkwoord (=infinitief) laat je -en weg. 
gooien  -> gooi
luisteren -> luister             (= stam)

Slide 4 - Slide

Hoe zat het ook al weer?
Soms moet je dan een letter toevoegen of weglaten.
lopen -> loop
rennen -> rent

Of er veranderd een letter.
lezen -> lees
kiezen -> kies

Slide 5 - Slide

Hoe zat het ook al weer?
Zo schrijf je de PV in tegenwoordige tijd:
  • Ik of jij/ je achter de PV:
    alleen de ik-vorm. Ik roep.
  • In alle andere gevallen in het enkelvoud:
    ik-vorm + t. Hij roept.
  • In het meervoud:
    het hele werkwoord. Wij roepen.
Tip! Komt er een 't bij?
Probeer 
loop/ smurf/ ....

Slide 6 - Slide

Nakijken huiswerk
Opdracht 1
1. bakken                     6. geloven                     11. verkopen
2. bereiden                 7. leren                           12. verzetten
3. blazen                     8. ontsnappen              13. wijzen
4. durven                    9. schrijven                    14. zaaien
5. duwen                    10. schrobben                15. zwemmen

Slide 7 - Slide

Opdracht 4

1. Morgen leid/ leidt de treinstaking vast op veel scholen tot lege lokalen.
2. Rijd/ Rijdt je broer al lang op die opgevoerde brommer?
3. Misschien word/ wordt je wel eerste bij die talentenjacht.
4. Houd/ Houdt de keeper van jou elftal wel eens een penalty tegen?
5. De uitnodiging vermeld/ vermeldt niet hoe laat het feest begint.
6. Ik benijd/ benijdt je echt om je mooie rode krullen!
7. Je raad/ raadt nooit wie ik vandaag bij het station tegenkwam.
8. Vind/ Vindt jij Dotan ook zo'n leuke zanger?

Slide 8 - Slide

Extra oefening
We spelen een Quizlet, dus pak je telefoon er bij!

Slide 9 - Slide

Wat heb ik geleerd?
Over de tegenwoordige tijd van de persoonsvorm en hoe je deze correct spelt. 

Slide 10 - Slide