1.4 Zouten

1.4 Zouten
1 / 17
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

1.4 Zouten

Slide 1 - Slide

Zouten
  • Combinatie van metaal- en niet-metaalatoom.
  • Wordt gevormd doordat metaalatoom elektron(en) weggeeft aan niet-metaalatoom.
  • Hierdoor worden geladen deeltjes gevormd: ionen.



Slide 2 - Slide

Ionen

  • Neutraal atoom heeft gelijk aantal protonen (+) en elektronen (-).
  • Ion heeft afwijkend aantal elektronen, waardoor een geladen deeltje ontstaat.
  • Metaalatomen vormen positief geladen ionen, doordat ze elektronen weggeven, bijv. Na+ en Ca2+.
  • Niet-metaalatomen vormen negatieve ionen, bijv. Cl- en O2-.
  • Ladingen te vinden in Binas tabel 40A, soms te voorspellen met elektronenconfiguratie.


Slide 3 - Slide

Hoeveel protonen heeft een fluoride-ion (F-)?
A
8
B
9
C
10
D
19

Slide 4 - Quiz

Hoeveel elektronen heeft een titaan(II)ion (Ti2+)?
A
20
B
22
C
24
D
26

Slide 5 - Quiz

Hoeveel neutronen heeft een kalium-ion (K+, isotoop K-41)?
A
18
B
19
C
20
D
22

Slide 6 - Quiz

Ionbinding


  • Aantrekking tussen + en - ionen noem je de ionbinding.

  • In zout zijn ionen gerangschikt in een ionrooster.

Slide 7 - Slide

Verhoudingsformules
  • De formule van een zout wordt de verhoudingsformule genoemd (dus geen molecuulformule!).
  • Deze formule geeft de verhouding weer tussen de ionen.
  • De lading van de ionen bepaalt de verhouding: een zout heeft geen netto lading (evenveel + als - lading).
  • Ladingen kun je vinden in Binas 45A.

Slide 8 - Slide

Voorbeeld 1: keukenzout
  • Keukenzout is de triviale naam voor de rationele (=chemische) naam van natriumchloride (Binas 66A).
  • Bestaat uit natriumionen en chloride-ionen.
  • Na+ en Cl- (Binas 45A)
  • Netto lading 0, dus van beide 1 nodig. 
  • Verhoudingsformule = NaCl

Slide 9 - Slide

Voorbeeld 2: natriumsulfide
  • Natriumionen en sulfide-ionen.
  • Na+ en S2- (Binas 40A)
  • Netto lading 0, dus 2 Na+ nodig en 1 S2-
  • Verhoudingsformule = Na2S

Slide 10 - Slide

Voorbeeld 3: aluminiumoxide
  • Aluminiumionen en oxide-ionen.
  • Al3+ en O2- (Binas 40A)
  • Netto lading 0, dus 2 Al3+ nodig en 3 O2-
  • Verhoudingsformule = Al2O3

Slide 11 - Slide

Wat is de verhoudingsformule van kaliumfluoride?
A
KF
B
K2F
C
KF2
D
K2F2

Slide 12 - Quiz

Wat is de verhoudingsformule van magnesiumchloride?
A
MgCl
B
Mg2Cl
C
MgCl2
D
Mg2Cl2

Slide 13 - Quiz

Naamgeving zouten

  • Eerste ion krijgt naam van atoomsoort.
  • Als metaal-ion verschillende ladingen kan hebben, geef je erachter met Romeinse cijfers aan welk ion wordt bedoeld.
  • Tweede ion krijgt uitgang -ide.
  • Bijv. ijzer(II)chloride

Slide 14 - Slide

Wat is de naam van Na2O?
A
Natriumoxide
B
Dinatriumoxide
C
Natriumzuurstof
D
Natrium(II)oxide

Slide 15 - Quiz

Wat is de naam van CuO?
A
Koperoxide
B
Koper(I)oxide
C
Koper(II)oxide
D
Koper(III)oxide

Slide 16 - Quiz

Wat is de naam van NO2?
A
Stikstofoxide
B
Stikstof(I)oxide
C
Stikstof(II)oxide
D
Stikstofdioxide

Slide 17 - Quiz