H2 herhaling chapitre 1

1 / 37
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Herhaling chapitre 1

Frans H2 (DMN)

Slide 2 - Slide

Verbes réguliers en -ER
- infinitief / hele werkwoord
- stam
- uitgangen: e / es / e / ons / ez / ent
- persoonlijke voornaamwoorden + stam + uitgangen: KLAAR

Voorbeelden: j'aime / tu manges / elle marche / nous travaillons
                             vous regardez / ils jouent

Slide 3 - Slide

Tu ... dans la mer.
A
nages
B
nage
C
nagez
D
nagent

Slide 4 - Quiz

Je ... la vaisselle.
A
fait
B
faisons
C
faites
D
fais

Slide 5 - Quiz

Je ... la télé.
A
regardes
B
regardent
C
regarde
D
regardez

Slide 6 - Quiz

Nous (écouter) la radio.

Slide 7 - Open question

Ils (fermer) la porte de la voiture.

Slide 8 - Open question

Welke antwoorden tonen een Passé Composé?
A
Je fais la cuisine.
B
Il a mangé une baguette.
C
Nous avons étudié les apprendres.
D
Elles ont fait les devoirs.

Slide 9 - Quiz

Een Passé Composé bestaat ALTIJD uit ... delen?
A
1
B
2
C
3
D
oneindig veel

Slide 10 - Quiz

Typ de voltooide deelwoorden van:
aimer chanter chercher trouver

Slide 11 - Open question

Mettez au Passé Composé:
Tu (surfer) sur internet.
(typ alleen de ww)

Slide 12 - Open question

Mettez au Passé Composé:
Je (aimer) mon chien.
(typ alleen de ww)

Slide 13 - Open question

Mettez au Passé Composé:
Il parle le français.
(typ de hele zin opnieuw)

Slide 14 - Open question

Mettez au Passé Composé:
Nous chantons une chanson.
(typ de hele zin opnieuw)

Slide 15 - Open question

Mettez au Passé Composé:
Vous gagnez un prix.
(typ de hele zin opnieuw)

Slide 16 - Open question

Mettez au Passé Composé:
Elles jouent dans le jardin.
(typ de hele zin opnieuw)

Slide 17 - Open question

Werkwoord:
vouloir

Slide 18 - Slide

Vouloir (= willen)
Présent (tegenwoordige tijd) 
Je veux
Tu veux
Il/elle/on veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/elles veulent

Slide 19 - Slide

Je veux
Tu veux
Il veut
Elle veut
Nous voulons
Vous voulez
Ils/elles veulent
Ik wil
Jij wilt
Hij wil
Zij wil
Wij willen
Jullie willen
Zij willen

Slide 20 - Drag question

Zet het werkwoord in de présent.
Elle (vouloir)
A
voulons
B
veux
C
voulu
D
veut

Slide 21 - Quiz

Zet het werkwoord in de présent.
Vous (vouloir)
A
peut
B
peuvent
C
voulons
D
voulez

Slide 22 - Quiz

Zet het werkwoord in de présent.
Ils (vouloir)
A
veulent
B
voulu
C
veut
D
voulons

Slide 23 - Quiz

In de verleden tijd
De verleden tijd heet in het Frans "passé composé"
Die bestaat uit een hulpwerkwoord (avoir of être) + voltooid deelwoord

Ik heb gewild = J'ai voulu
Wij hebben gewild = Nous avons voulu

Slide 24 - Slide

Hoe zeg je in het Frans
'Jij hebt gewild'?
A
Tu as voulé
B
Tu as voulu
C
Vous avez voulé
D
Vous avez voulu

Slide 25 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans
'Zij heeft gewild'?
A
Elles ont voulou
B
Elles ont voulé
C
Elle a voulé
D
Elle a voulu

Slide 26 - Quiz

Hoe zeg je in het Frans
'Wij hebben gewild'?
A
Nous avons voulu
B
Ils sont voulu
C
Ils ont voulu
D
Nous sommes voulu

Slide 27 - Quiz

Werkwoord
vouloir: invullen

Slide 28 - Slide

Voer de juiste vorm van vouloir in:
nous ______________ (présent)

Slide 29 - Open question

Voer de juiste vorm van vouloir in:
Ta copine ______________ (présent)

Slide 30 - Open question

Voer de juiste vorm van vouloir in:
je ______________ (présent)

Slide 31 - Open question

Voer de juiste vorm van vouloir in:
les garçons ______________ (présent)

Slide 32 - Open question

Voer de juiste vorm van vouloir in:
Alexandre __________ (passé composé)

Slide 33 - Open question

Voer de juiste vorm van vouloir in:
Vous __________ (passé composé)

Slide 34 - Open question

Voer de juiste vorm van vouloir in:
Mes frères __________ (passé composé)

Slide 35 - Open question

Wat weet je nog van het bijv.nw in het Frans?

Slide 36 - Mind map

Bijvoeglijk naamwoord-oud

1. vorm: hoort bij znw, past zich aan, heeft daarom 4 vormen: 
  • L'ami est petit = m ev
  • La rue est petite = v ev
  • Les amis sont petits = m mv
  • Les rues sont petites= v mv

2. plaats:  achter znw behalve

jeune - joli - beau
grand - long - nouveau
vieux - petit - gros
bon - mauvais - haut

  • noteer en vertaal in het NL
  • leer ze NL-F

Slide 37 - Slide