Globalisering herhaling H1

Herhaling hoofdstuk 1
De wereld indeling:
- Demografische kenmerken
- Culturele kenmerken
- Economische kenmerken
- Politieke kenmerken
1 / 20
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Herhaling hoofdstuk 1
De wereld indeling:
- Demografische kenmerken
- Culturele kenmerken
- Economische kenmerken
- Politieke kenmerken

Slide 1 - Slide

Demografische kenmerken

Slide 2 - Slide

Demografisch transitiemodel (DTM)

Slide 3 - Slide

Burundi heeft een geboortecijfer van 45 en een sterftecijfer van 13 promille. In welke fase van het dtm zit Burundi?
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 4 - Quiz

Als je het geboortecijfer en sterftecijfer wil opzoeken in de atlas. Waar kun je dan het beste kijken?

Slide 5 - Open question

Hoe armer een land, hoe lager de verstedelijkingsgraad/urbanisatiegraad.


Hoe rijker een land, hoe hoger de verstedelijkingsgraad/urbanisatiegraad.

Slide 6 - Slide

Culturele kenmerken

Slide 7 - Slide

Cultuurgebieden

Slide 8 - Slide

India en Australie zijn beide voormalige koloniën van Engeland. Waarom behoort Australië wel tot de westerse wereld en India niet?

Slide 9 - Open question

Economische kenmerken

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Welk land heeft de kleinste inkomensverschillen?
A
Burundi
B
Brazilië
C
Verenigde staten
D
Saudi Arabië

Slide 12 - Quiz

Politieke kenmerken

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Nog enkele vragen...

Slide 15 - Slide

De vorming en uitbreiding van de EU is een voorbeeld van...
A
Diffusie
B
Blokvorming
C
Regionalisme
D
Separatisme

Slide 16 - Quiz

Wat is de Lingua Franca van veel West-Afrikaanse landen?
A
Engels
B
Deze landen hebben geen lingua franca (nodig).
C
Swahili
D
Frans

Slide 17 - Quiz

Wat past NIET bij de tweede fase van het demografisch transitiemodel?
A
Groot geboorte-overschot.
B
Bevolkingsdiagram in de vorm van een piramide.
C
Dalend sterftecijfer.
D
Kleine gezinnen.

Slide 18 - Quiz

Wat is GEEN nadeel van het gebruik van het BNP/inw. als maatstaf voor de ontwikkeling van een land.
A
Regionale verschillen zijn niet zichtbaar.
B
Niet elk land heeft evenveel inwoners.
C
Sommige landen kennen veel informeel werk.
D
De koopkracht kan erg verschillen per land.

Slide 19 - Quiz

Wat is het verband tussen de verstedelijkingsgraad van een land en het ontwikkelingspeil?
A
Hoe meer ontwikkeld een land, hoe lager de verstedelijkingsgraad.
B
Hoe meer ontwikkeld een land, hoe hoger de verstedelijkingsgraad.
C
Hoe minder ontwikkeld een land, hoe hoger de verstedelijkingsgraad.
D
Hoe minder ontwikkeld een land, hoe hoger het verstedelijkingstempo.

Slide 20 - Quiz