C.7-§5 woorden korter schrijven-havo3



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
15 minuten stil lezen
Kleine terugblik vorige les d.m.v. een oefening
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas
1 / 14
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 14 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson



Wat gaan we doen vandaag?

timer
10:00
Doel van de les
15 minuten stil lezen
Kleine terugblik vorige les d.m.v. een oefening
Huiswerk bespreken
Start nieuw onderwerp

Aan het werk
 

Telefoon in de kluis? Je jas over de stoel. IPad in de tas

Slide 1 - Slide

Wat moeten jullie straks kennen en kunnen?


Oftewel, wat is het doel van deze les?


Na deze les weet je op welke manieren woorden korten geschreven kunnen worden


Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

§ 2 Tekstverbanden
1 De familie Drost verstuurde op 9/negen januari op de valreep nog negentien nieuwjaarskaarten.
2 Gisterenmiddag om 3/ drie/ 15.00 uur werd het zusje van Thijn geboren.
3 Bij dat winkeltje op nummer 8/acht kun je voor 15 euro vier goede flessen wijn kopen.
4 Klopt het dat jij 3/ drie broertjes en 2/twee zusjes hebt?
5 De schaatstocht van 18/ achttien kilometer duurde wel uur, maar alle deelnemers waren enthousiast.
6 Vorig jaar steeg het leerlingaantal van het kleine dorpsschooltje van 15/ vijftien naar 24/vierentwintig leerlingen.

Slide 4 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
1 De familie Drost verstuurde op 9 januari op de valreep nog negentien nieuwjaarskaarten.
2 Gisterenmiddag om 15.00 uur werd het zusje van Thijn geboren.
3 Bij dat winkeltje op nummer 8 kun je voor 15 euro vier goede flessen wijn kopen.
4 Klopt het dat jij drie broertjes en twee zusjes hebt?
5 De schaatstocht van 18 kilometer duurde wel vijf uur, maar alle deelnemers waren enthousiast.
6 Vorig jaar steeg het leerlingaantal van het kleine dorpsschooltje van 15 naar 24 leerlingen.

Slide 5 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
Soms is het handig om woorden niet voluit te schrijven. Je kunt er ruimte mee besparen en het levert tijdwinst op, je hoeft namelijk minder te schrijven.



Je kunt woord(groep)en op vijf manieren korter schrijven: met een afkorting, een letterwoord, een initiaalwoord, een verkorting en een symbool.

Slide 6 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
Een afkorting is de weergave van een woord(groep) met een beperkt aantal letters, die je uitspreekt als het oorspronkelijke woord.
Een afkorting schrijf je met een of meer punten. 


Je gebruikt een hoofdletter als die ook in het oorspronkelijke woord voorkomt:
– enz. (enzovoort), t.b.v. (ten behoeve van), H.K.H. (Hare Koninklijke Hoogheid).

Slide 7 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
Een letterwoord bestaat uit de eerste letters van een naam of woordgroep. 

Je spreekt het uit als een woord. 

Je schrijft een letterwoord zonder punten en je gebruikt een hoofdletter als die ook in het afgekorte woord voorkomt:
– NAVO (Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, spreek uit: naavoo, niet: en/aa/vee/oo), yup (young urban professional, spreek uit: yup, niet: i-grec/uu/pee).

Slide 8 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
Een initiaalwoord wordt gevormd volgens dezelfde regels als een letterwoord, maar in tegenstelling tot een letterwoord spreek je het uit als losse letters:
– ANWB (Algemene Nederlandse Wielrijdersbond), pc (personal computer).


Een verkorting is opgebouwd uit een of meer (delen van) lettergrepen. Je spreekt een verkorting uit als een woord:
– doka (donkere kamer), Benelux (België, Nederland, Luxemburg).

Slide 9 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
Een symbool is een notatie van een wetenschappelijk begrip, een eenheid of een valuta. Je spreekt een symbool uit als het woord waar het voor staat.
De schrijfwijze is nationaal of internationaal afgesproken. Dit geldt ook voor het gebruik van hoofdletters of kleine letters. Een symbool schrijf je zonder punt:
– β (bèta), km (kilometer), £ (Britse pond).
Bij sommige eenheden wordt in technische en wetenschappelijke teksten een symbool gebruikt, zoals gram (g) en seconde (s), en in andere teksten een afkorting:
– 20 gr. (twintig gram), 5 sec. (vijf seconden).

Slide 10 - Slide

Even checken. Wie vertelt mij nog even wat we zojuist hebben gehoord?


Geen vingers, ik geef de beurt aan ..............................................

Slide 11 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
Je gaat zo de opdrachten maken. Neem altijd oordopjes mee voor de online opdrachten
Zet het zo in je schrift:
cursus-C
paragraaf -§
bladzijde -blz. 
opdracht- opdr.

Staat er: omcirkel, onderstreep of markeer, dan mag je het met potlood in je werkboek maken. Is dit niet het geval, dan maak je alles in je schrift!

Slide 12 - Slide

Aan de slag

Slide 13 - Slide

§ 2 Tekstverbanden
Maken:

Cursus 7
§5 Woorden korter schrijven
blz. 250
 opdr. 1 t/m 5



Slide 14 - Slide