This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Bereken het inkomen per hoofd van de bevolking voor Liberia
Slide 5 - Open question
Bereken voor Malawai het inkomen per hoofd van de bevolking.
Slide 6 - Open question
Bereken het nationaal inkomen per hoofd. Schrijf je berekening op.
Slide 7 - Open question
Slide 8 - Slide
Welvaart is de mate waarin je je behoeftes kunt voorzien.
A
Juist
B
Onjuist
Slide 9 - Quiz
Slide 10 - Video
Slide 11 - Slide
17) Bekijk de grafieken hiernaast. Welk van deze twee landen is een ontwikkelingsland? Schrijf op waar dat uit blijkt.
Slide 12 - Open question
Bekijk deze Lorenzcurve.
Welke van de drie curves is die van een ontwikkelingsland? A, B of C?
A
A
B
B
C
C
Slide 13 - Quiz
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
De vicieuze cirkel van armoede
Lage besteding
Lage productie
Armoede
Werkloosheid
Slide 16 - Drag question
Maak de vicieuze cirkel van armoede kloppend.
Slecht eten
Geen geld
Ziektes
Slide 17 - Drag question
Maak de vicieuze cirkel kloppend.
Lage inkomens
Slechte banen
Kinderen werken
Geen scholing
Slide 18 - Drag question
Aantal inwoners: 15 miljoen Nationaal inkomen: 435 miljard euro Bereken het inkomen per hoofd
Slide 19 - Open question
Heeft een vicieuze cirkel een einde?
A
ja
B
nee
Slide 20 - Quiz
Hoe kun je niet de vicieuze cirkel doorbreken?
A
beter onderwijs
B
opheffen protectiemaatregelen
C
kinderen moeten werken
D
betere gezondheidszorg
Slide 21 - Quiz
Slide 22 - Video
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Kenmerken van een ontwikkelingsland zijn onder andere…
A
armoede, slechte gezondheidszorg, warm klimaat
B
economische achterstand op rijke landen en slechte gezondheidszorg
C
armoede, slecht onderwijs en slechte gezondheidszorg
D
veel criminaliteit, hoog geboortecijfer en slechte infrastructuur
Slide 27 - Quiz
Wat is geen kenmerk van een ontwikkelingsland?
A
ondervoeding
B
analfabetisme
C
ongelijke inkomensverdeling
D
hoog nationaal inkomen per hoofd van de bevolking
Slide 28 - Quiz
Slide 29 - Slide
Mali heeft een monocultuur. Wat is het kenmerk van een monocultuur
A
De export brengt maar weinig geld op
B
De export is extra gevoelig voor prijsschommelingen
C
De import is extra gevoelig voor prijsschommelingen
D
De import kost veel geld
Slide 30 - Quiz
Wat is geen nadeel van een monocultuur?
A
Bij een misoogst heb je minder of geen inkomsten
B
Als de vraag daalt op de wereldmarkt, dan heb je minder of geen inkomsten
C
je bent afhankelijk van maar 1 of enkele exportproducten
D
Vaak zijn het onbewerkte grondstoffen en die leveren bij export minder op dan industriële producten
Slide 31 - Quiz
Slide 32 - Slide
Wat is geen oorzaak van economische achterstand?
A
Gebrek aan goed onderwijs
B
Slechte infrastructuur
C
Corrupte regering
D
Veel technische kennis
Slide 33 - Quiz
Inkomen per hoofd van de bevolking
Noodhulp
Ontwikkelingslanden
Structurele hulp
De oorzaak van het ene probleem is een gevol van een ander probleem. Met hulp van buitenaf kan het worden doorbroken.
Landen met een grote economische achterstand op rijke westerse landen
Hulp in noodsituaties, zoals geven van voedsel, medicijnen. Met als doel op korte termijn de mensen te laten overleven
Vicieuze cirkel
Hulp aan ontwikkelingslanden om de oorzaken van armoede te bestrijven en de landen economisch zelfstandig te maken. Deze hulp is gericht op lange termijn
Het gemiddelde inkoper per inwonter van een land
Slide 34 - Drag question
Slide 35 - Slide
Slide 36 - Video
Hulp die een land rechtstreeks geeft aan een ontwikkelingsland.
De verhouding tussen de prijs van exportproducten en de prijs van de importproducten.
Ontwikkelingslanden zijn voor hun exportinkomsten afhankelijk van een of enkele (landbouw)producten.
Deze bank heeft als belangrijkste taak omtwikkelingslanden te helpen met leningen. De Wereldbank is een onderdeel van de Verenigde Naties.
Monocultuur
Ruilvoet
Wereldbank
Bilaterale hulp
Slide 37 - Drag question
Wat is een ruilvoet?
A
Van ruilen komt huilen
B
Ziekte aan je voeten omdat je te hard moet werken
C
De verhouding tussen de prijs van export- en importproducten
D
De prijs die ontwikkelingslanden krijgen voor hun producten
Slide 38 - Quiz
Ruilvoet is verhouding tussen import en export. Wanneer verbetert de ruilvoet?
A
Exporthoeveelheid daalt en importhoeveelheid stijgt
B
Exporthoeveelheid stijgt en importhoeveelheid daalt
C
Exportprijs daalt en importprijs stijgt
D
Exportprijs stijgt en importprijs daalt
Slide 39 - Quiz
Bij een Monocultuur heeft negatief effect op de ruilvoet