Flexles (oefenen via delen denken uitwisselen)

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Welkom!

Leg alvast klaar:

• je leerwerkboek op pagina 233
• je schrift
• je etui

Rollen bij het werkwoord

iemand praat => 1 rol = onderwerp

iemand gooit iets => 2 rollen = onderwerp en lijdend voorwerp

iemand pakt iets af van iemand => 3 rollen = onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp

Hoeveel rollen heeft het werkwoord huilen?

1. 1 rol
2. 2 rollen
3. 3 rollen

Iemand huilt

1 rol = onderwerp

Hoeveel rollen heeft het werkwoord geven?

1. 1 rol
2. 2 rollen
3. 3 rollen

iemand geeft iets aan iemand

3 rollen

onderwerp

lijdend voorwerp

meewerkend voorwerp

Werkwijze

• Werken in tweetallen.
• Steeds één opdracht: versie A en B.
• Eerst doe je een opdracht zelf.
• Dan bespreek je elkaars opdracht.
• Vervolgens klassikaal bespreken.

Ontleed de hele zin.

• Benoem alle zinsdelen volgens de vaste volgorde (p. 197) of gebruik de rollen.
• Je moet de hele zin kunnen voordoen. 
  

Opdracht 1:

Zin A:

Die marathonlopers blijken een geweldig uithoudingsvermogen te hebben.

Zin B:

Mijn oma en opa hebben daar heel lang een kaaswinkel gehad. 

Opdracht 1:

Zin A:

Die marathonlopers (o) / blijken (wg) / een geweldig uithoudingsvermogen (lv) te hebben (wg).

Zin B:

Mijn oma en opa (o) / hebben (wg) / daar (bwb) / heel lang (bwb) / een kaaswinkel (lv) / gehad (wg).

Opdracht 2:

Zin A:

Op hun 65e verkochten ze hun winkel aan de buren.

Zin B:

Nu wonen ze alweer vijf jaar op een gerestaureerde woonboot.

Opdracht 2:

Zin A:

Op hun 65e (bwb) / verkochten (wg) / ze (o) / hun winkel (lv) / aan de buren (mv). 

Zin B:

Nu (bwb)/ wonen (wg) / ze (o) / alweer vijf jaar (bwb) / op een gerestaureerde woonboot(bwb). 

Ontleed de samengestelde zin

• Benoem alle zinsdelen volgens de vaste volgorde (p. 197) of gebruik de rollen.
• Denk aan de || tussen de samengesteld delen.
• Het voegwoord hoef je niet te benoemen.
• Je moet de hele zin kunnen voordoen. 

Opdracht 3: 

Zin A:

Ik blijf vandaag thuis, want ik voel me niet lekker.

Zin B:

Nu ik het idee gehoord heb, wil ik het direct uitvoeren!

Opdracht 3: 

Zin A:

Ik (o)/ blijf (wg) /vandaag (bwb)/thuis (wg) (HZ) //, want / ik /(o) voel (wg) /me (wg) / niet lekker (bwb) (HZ).

Zin B:

Nu (bwb)/ ik (o) /het idee (lv)/ gehoord (wg) /heb (wg) / (BZ)//, wil (wg) / ik (o) /het (lv)/ direct (bwb)/ uitvoeren (wg)! (HZ)

Opdracht 4

Zin A:

Verzon jij ook weleens smoesjes als je te laat kwam?

Zin B:

Pim wil al lunchen, maar ik heb nog niet eens ontbeten!

Opdracht 4

Zin A:

Verzon (wg) / jij  (o)/ ook weleens (bwb)/ smoesjes (lv) (HZ) // als / je (o) / te laat (bwb) / kwam (wg)? (BZ)

Zin B:

Pim (o) / wil (wg) /al (bwb) / lunchen (wg) (HZ)//, maar / ik (o) / heb (wg)/ nog niet eens (bwb) / ontbeten (wg)! (HZ).

Schrijf het werkwoord goed

• Gebruik het schema op pagina 234.
• Je moet precies kunnen vertellen welke stappen je hebt genomen in dit schema. 

Opdracht 5:

Zin A:

De auto (stranden, tt) langs de weg.

Zin B:

(Branden, tt) jij je vingers wel eens?

Opdracht 5:

Zin A:

De auto strandt (tt) langs de weg.

Zin B:

Brand (tt) jij je vingers wel eens?

Opdracht 6:

Zin A:

De leerling (herinneren, tt) zich niets meer van de les, maar (veranderen, tt) dat voor de toekomst.

Zin B:

(Zijn, tt) het jou wel eens (gebeuren), dat je je boek (vergeten, tt)?

Opdracht 6:

Zin A:

De leerling herinnert ( tt) zich niets meer van de les, maar verandert (tt) dat voor de toekomst.

Zin B:

Is (tt) het jou wel eens gebeurd (vd), dat je je boek vergeet (tt)?

Afsluiting

Tot de volgende keer!