H Grammatik [Adjektiv]

Programm
H Grammatik [Adjektive]
Aufgaben machen
lesdoel gehaald? 
oefenen werkwooden en/ of zinnen 
1 / 18
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Programm
H Grammatik [Adjektive]
Aufgaben machen
lesdoel gehaald? 
oefenen werkwooden en/ of zinnen 

Slide 1 - Slide

Stundenziel
Aan het eind van de les kan je de juiste uitgang bij een bijvoegelijk naamwoord [Adjektiv] zetten.

Slide 2 - Slide

Wat is een Adjektiv?
een Adjektiv = een bijvoeglijk naamwoord. Het bijvoeglijk naamwoord...
  • zegt iets over een zelfstandig naamwoord; 
  •   betreft vaak een eigenschap of een kenmerk;
  •  staat vaak vóór het zelfstandig naamwoord.


Voorbeeld: Mijn oom heeft een mooie auto. 
Auf Deutsch: Mein Onkel hat ein schönes Auto.

Slide 3 - Slide

Vervoegen van het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord krijgt een uitgang. De uitgang van het bijvoeglijk naamwoord is afhankelijk van:
1. het woord dat eraan voorafgaat (woord uit de der-Gruppe, de ein-Gruppe of de afwezigheid ervan (nichts-Gruppe)).
2. De naamval van de woordgroep. 
3. Het getal (enkel- of meervoud). 
4. het geslacht (mannelijk, vrouwelijk, onzijdig) van het zelfstandig naamwoord. 

Slide 4 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord: Der-Gruppe

Slide 5 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord: Ein-Gruppe

Slide 6 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord: Null-Gruppe

Slide 7 - Slide

Voorbeeld:
Ein ...  groß... Haus gefällt mir gut!

=> geslacht van 'Haus' ?
=> naamval van het zinsdeel?

Slide 8 - Slide

Voorbeeld:
=> geslacht van 'Haus' ?    das Haus - onzijdig
=> naamval van het zinsdeel?  onderw. = 1e nvl.

                Ein- großes Haus gefällt mir!

Slide 9 - Slide

opmerkingen
1. Twee of meer bijvoeglijke naamwoorden voor hetzelfde zelfstandige naamwoord hebben dezelfde uitgang
dieser große, nette Mann spielt in unserer Mannschaft.



Slide 10 - Slide

Ein ... jung... Frau hat uns geholfen.
A
- -e
B
- -es
C
-en -en
D
-e -e

Slide 11 - Quiz

Ich habe diese braun... Schuhe (mv).
A
-e
B
-en
C
-er
D
-em

Slide 12 - Quiz

Er trägt meinen blau... Pulli (m).
A
-e
B
-er
C
-en
D
-em

Slide 13 - Quiz

Wir fahren mit (d)... rot..... Boot (o).
A
dem -en
B
den -en
C
das -e
D
dem -em

Slide 14 - Quiz

Wir suchen ein... klein....Hund(m).
A
en -en
B
er -en
C
er -e
D
en -em

Slide 15 - Quiz

Ich kaufe ein... elektrisch....Fahrrad (o).
A
en -es
B
-- -es
C
e -en
D
-- -er

Slide 16 - Quiz

Aufgaben
Wie lange      10 Minuten
Wo                    Seite 37
Was                  Nr. 5/6/7
Hilfe                 Seite 248/ aantekeningen
Fertig?            Tabellen [uitgangen] leren
timer
10:00

Slide 17 - Slide

Was ging noch nicht gut?

Slide 18 - Open question