1 Onze hond loopt graag naast de fiets.
Onze hond liep graag naast de fiets.
2 Mijn school organiseert een sportdag.
Mijn school organiseerde een sportdag.
3 Ik snapte jouw opmerking niet.
Ik snap jouw opmerking niet.
4 Heb jij voor mij een blaadje?
Had jij voor mij een blaadje?