Thema 2 spelling & grammatica werkwoord vervoegen

Weet je het nog? 
.
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Weet je het nog? 
.

Slide 1 - Slide

LESDOELEN
voorkennis:


Doelen:
- je kunt de tegenwoordige tijd en verleden tijd herkennen in een zin.
- je kunt in zinnen de persoonsvorm herkennen en benoemen.
- je kunt de tijdsproef toepassen.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Link

theorie BLZ 61

Slide 4 - Slide

Tim koopt een nieuwe scooter.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 5 - Quiz

Vind jij dit een leuke school?
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 6 - Quiz

Aan het begin en het einde van de les ging de zoemer.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 7 - Quiz

Mijn ouders brengen mijn oma naar huis.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 8 - Quiz

De papegaai vloog door de kamer.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 9 - Quiz

Ik schrok enorm.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 10 - Quiz

Mounir steekt de sleutel in het slot.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 11 - Quiz

Mounir steekt de sleutel in het slot.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 12 - Quiz

De bladeren vielen uit de boom.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 13 - Quiz

Alle leerlingen zitten in het lokaal.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 14 - Quiz

Lazen jullie een stripverhaal.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 15 - Quiz

Zinnen veranderen van tijd...
Er komen 5 zinnen.
Schrijf de zinnen over, maar zet ze in de andere tijd.

voorbeeld: ik loop naar school..... ik liep naar school. 

Slide 16 - Slide

Ik fietste naar school.

Slide 17 - Open question

Ik schrik enorm.

Slide 18 - Open question

De papegaai vloog door de kamer.

Slide 19 - Open question

Lazen jullie een stripverhaal?

Slide 20 - Open question

Tim koopt een nieuwe scooter.

Slide 21 - Open question

Theorie Via Vervolg Deel A 
Blz. 213

Slide 22 - Slide

Ik weet hoe ik de persoonsvorm in een zin kan vinden.
A
ja
B
met hulp
C
soms
D
snap er niks van

Slide 23 - Quiz

Ik weet wat de tijdproef is en kan deze gebruiken.
A
ja
B
met hulp
C
soms
D
snap er niks van

Slide 24 - Quiz

huiswerk

Opdr. 12 - 13 - 14 - 15  maken  in je schrift).
Lees eerst  heel goed wat je moet doen.


Slide 25 - Slide

Heb je je huiswerk voor Nederlands gemaakt?
A
Ja
B
Nee
C
een deel

Slide 26 - Quiz

nakijken huiswerk opdr 12 

1.  de werkwoorden in de zinnen zijn:  
  1. speelt
  2.  houdt
  3.  oefent
  4.  bezoekt
  5.  krijgt
  6.  geeft
2. De zinnen staan in de Tegenwoordige tijd.


Slide 27 - Slide

Hoe had je de opdracht 12 gemaakt?
A
geen fouten
B
1 fout
C
2 fouten
D
meer fouten

Slide 28 - Quiz

nakijken huiswerk opdr 13 

Romy speelde gitaar. Ze hield van moderne muziek. Romy oefende vaak. Elke week bezocht ze de muziekschool. Daar kreeg ze les. Soms gaf Romy samen met andere leerlingen een optreden.

Slide 29 - Slide

Hoe had je de opdracht 13 gemaakt?
A
geen fouten
B
1 fout
C
2 fouten
D
meer fouten

Slide 30 - Quiz

nakijken opdracht 14 
1 Onze hond loopt graag naast de fiets.
 Onze hond liep graag naast de fiets.
2 Mijn school organiseert een sportdag.
 Mijn school organiseerde een sportdag.
3 Ik snapte jouw opmerking niet.
 Ik snap jouw opmerking niet.
4 Heb jij voor mij een blaadje?
 Had jij voor mij een blaadje?

Slide 31 - Slide

nakijken opdracht 14 
 De buren zijn niet thuis.
 De buren waren niet thuis.
6 De les geschiedenis was ontzettend leuk.
 De les geschiedenis is ontzettend leuk.
7 Wij speelden na schooltijd een game.
 Wij spelen na schooltijd een game.
8 De hond geeft een poot.
 De hond gaf een poot.

Slide 32 - Slide

nakijken opdracht 14 
Ali bracht zijn broertje naar school.
 Ali brengt zijn broertje naar school.
10 De fietsen staan in de stalling.
 De fietsen stonden in de stalling.
11 Mijn zus schilde een kiwi.
 Mijn zus schilt een kiwi.
12 Zij komen graag bij ons op visite.
 Zij kwamen graag bij ons op visite.

Slide 33 - Slide

Hoe had je de opdracht 14 gemaakt?
A
geen fouten
B
1 fout
C
2 fouten
D
meer fouten

Slide 34 - Quiz

huiswerk voor morgen
Maken opdracht 15 in je schrift. 

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Nederlands
Spelling en Grammatica
boek: blz 109-119

Slide 37 - Slide