spelling

Dicteewoord 1
1 / 19
next
Slide 1: Open question
SpellingBasisschoolGroep 5,6

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Dicteewoord 1

Slide 1 - Open question

Dicteewoord 2

Slide 2 - Open question

Dicteewoord 3

Slide 3 - Open question

Dicteewoord 4

Slide 4 - Open question

Dicteewoord 5

Slide 5 - Open question

Dicteewoord 6

Slide 6 - Open question

Wat is het zelfstandig naamwoord in de zin?

Ik stootte heel hard mijn hoofd.

A
ik
B
stootte
C
hard
D
hoofd

Slide 7 - Quiz

arrestatie
emotie
Cadeauwoord
Politiewoord
cadeau
plateau

Slide 8 - Drag question

Wat is het voltooid deelwoord in de zin?

Jet heeft tien rondjes geschaatst.
A
heeft
B
geschaatst

Slide 9 - Quiz

Wat is het hulpwerkwoord in de zin?

Heb jij mijn andere sok ergens gezien?
A
heb
B
gezien

Slide 10 - Quiz

Voorzetsel

Slide 11 - Mind map

Voorzetsels

Slide 12 - Slide

Tessa kiest het tweede boek aan de rechterkant

Tweede
A
Telwoord
B
Bijvoeglijknaamwoord
C
Rangtelwoord
D
Lidwoord

Slide 13 - Quiz

Voegwoord
Voorzetsel
maar
onder
en
daarnaast
zoals
op
hoewel
voor

Slide 14 - Drag question

Welk woordsoort is "vrolijk" in de zin?

De glazenwasser floot een vrolijk liedje.
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
zelfstandig naamwoord
D
werkwoord

Slide 15 - Quiz

Opdracht 12: Wat is een voorbeeld van een rangtelwoord?
A
veel
B
tweede
C
drie
D
miljoen

Slide 16 - Quiz

Voorzetsel
Telwoord
Hulp-
werkwoord
volt.
dw
Met
zijn
tactiek
is

hij
de
twee
dieven
te
slim
af
geweest. 

Slide 17 - Drag question

Wat is het lidwoord in de zin?

Jenna slaapt boven in het stapelbed.
A
Jenna
B
boven
C
in
D
het

Slide 18 - Quiz

hij sliep
hij ging
hij sprong
hij liep
hij had
hij heeft
hij gaat
hij slaapt
hij springt
hij loopt

Slide 19 - Drag question