Week 6: LU 2.1 + LE 5.1

Week 6
  • Idiom of the week! 
  • Luisteren 2.1 Making plans
  • Lezen 5.1 Appointments
  • Opdrachten maken NU Engels
1 / 10
next
Slide 1: Slide
EngelsMBOStudiejaar 1-3

This lesson contains 10 slides, with text slides.

Items in this lesson

Week 6
  • Idiom of the week! 
  • Luisteren 2.1 Making plans
  • Lezen 5.1 Appointments
  • Opdrachten maken NU Engels

Slide 1 - Slide

Idiom of the week!
What do you think the idiom is about:
''Barking up the wrong tree''



Slide 2 - Slide

Idiom of the week!
''Barking up the wrong tree''
Meaning:
To be looking for answers in the wrong place
Example:
James thought Christopher was the one who broke the vase, but he was barking up the wrong tree.




Slide 3 - Slide

Luisteren 2.1 Making plans
In de Engelse taal worden veel hulpwerkwoorden (modals) gebruikt. Ze geven extra betekenis aan een zin. Deze betekenis kun je in twee groepen verdelen: 
  • (on)zekerheid
  • verplichting


Slide 4 - Slide

(On)zekerheid
  • Je bent ergens zeker van (shall, will, must, can): He will be out of town for the next two weeks. Je weet vrij zeker dat hij de komende twee weken weg is.
  • Je verwacht iets (should, ought to): This assignment shouldn't be too difficult. Je verwacht dat de opdracht niet zo moeilijk is.
  • Iets is niet zo waarschijnlijk (may, might, could): I may be getting a new laptop for Christmas. Heel misschien krijg je een nieuwe laptop met Kerst, maar de kans is heel klein dat dat gebeurt.

Slide 5 - Slide

Verplichting
  • Iets is verplicht (must, will, need, can): Students must get at least a 6 to pass their English exam. Je moet een 6 of hoger halen om je examen te halen.
  • Iets moet worden gedaan, een advies (should, ought to, might): You should start looking for an internship right away. Je zou eigenlijk meteen naar een stageplaats op zoek moeten gaan, maar dit is geen verplichting.
  • Iets is toegestaan (can, could, may, might): They can borrow our car if they like. Ze mogen de auto lenen, als ze dat willen.

Slide 6 - Slide

Beleefder maken
  • Can I use your phone? – Kan ik jouw telefoon gebruiken?
  • Could I use your phone? – Zou ik jouw telefoon kunnen gebruiken?
  • May I use your phone? – Zou ik jouw telefoon mogen gebruiken?

Could is in dit voorbeeld beleefder dan can, en may is weer beleefder dan could.

Slide 7 - Slide

Lezen 5.1 appointments
Inleiding: waar de brief of e-mail over gaat. Is er eerder contact geweest met de afzender, bijvoorbeeld in een telefoongesprek.
Kern: meer informatie over het onderwerp. Bijv. tijdstip, locatie en persoon met wie je een afspraak hebt.
Als er een bijlage bij zit, staat dit in de afsluiting.
Door de opbouw met inleiding, kern en afsluiting, weet je snel waar je informatie kunt vinden.



Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Aan de slag!
2.1 Making plans
Ex. 1,3,4 + exam ex + extra listening
5.1 Appointments
Ex. 1,2,3,4,5 + exam ex. + extra reading


Slide 10 - Slide