What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
Het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
Hoe schrijf je werkwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt?
1 / 23
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
This lesson contains
23 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Lesson duration is:
20 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
Hoe schrijf je werkwoord als bijvoeglijk naamwoord gebruikt?
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Je kunt het bijvoeglijk naamwoord herkennen.
Je kunt het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord vervoegen.
Slide 2 - Slide
Wat weet je over het bijvoeglijk naamwoord?
Slide 3 - Open question
Bijvoeglijk naamwoord
Kan ook een werkwoord zijn
Zo kort mogelijk
Het
bestede
geld was verdwenen = bijvoeglijk
Hij
besteedde
het geld = persoonsvorm
Slide 4 - Slide
Voorbeeld: afbranden
Het
afgebrande
huis. = bijvoeglijk
Het huis
brandde af
. = pv-vt
Het huis is
afgebrand
. = voltooid deelwoord
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Video
(Worden) je hem nooit beu?
A
Word
B
Wordt
Slide 7 - Quiz
(Begeleiden) dat grote orkest alle zangers tijdens het komende songfestival?
A
Begeleid
B
Begeleidt
C
Begeleiden
D
Begeleit
Slide 8 - Quiz
(Vinden) je broertje dat nog steeds een goede zanger?
A
Vind
B
Vindt
Slide 9 - Quiz
De (aanbranden) havermoutpap kon ik niet door mijn keel krijgen.
A
aangebrand
B
aangebrandden
C
aangebrandde
D
aangebrande
Slide 10 - Quiz
De (verblinden) chauffeur botste tegen de boom.
A
verblinde
B
verblindde
C
verblind
D
verblindt
Slide 11 - Quiz
Mijn vader heeft eindelijk eens onze oven (reinigen)
A
gereinigt
B
gereinigd
C
gereinigdt
D
gereinig
Slide 12 - Quiz
Ik (binden) je tas wel even achter op je fiets.
A
bin
B
bind
C
bindt
D
binden
Slide 13 - Quiz
Vijf jaar geleden (richten) we een volleybalvereniging op.
A
richt
B
richtte
C
richten
D
richtten
Slide 14 - Quiz
(Vermoeden) jij vanochtend niet, dat we die verrassing hadden meegebracht?
A
Vermoed
B
Vermoedt
C
Vermoedde
D
Vermoedte
Slide 15 - Quiz
De (verpachten) landerijen werden goedkoop aan de boeren verkocht.
A
verpacht
B
verpachten
C
verpachtte
D
verpachte
Slide 16 - Quiz
De (vergroten) foto werd boven de bank gehangen.
A
vergrootte
B
vergroote
C
vergrote
D
vergrotte
Slide 17 - Quiz
Ik heb jarenlang tegen hem (voetballen).
A
gevoetbald
B
gevoetbalt
C
gevoetbaldt
D
gevoetballen
Slide 18 - Quiz
Hij heeft de rekening gisteren (betalen).
A
betaalt
B
betaal
C
betaaldt
D
betaald
Slide 19 - Quiz
Het huis is helemaal (afbranden).
A
afgebrand
B
afgebrant
C
afgebrandt
D
afgebrandd
Slide 20 - Quiz
Zij heeft nog nooit zo hard (rennen).
A
gerend
B
gerendt
C
geren
D
gerent
Slide 21 - Quiz
Gaat het je verder zelf lukken?
A
Ja, komt goed
B
Nee, ik heb extra hulp nodig!
Slide 22 - Quiz
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 23 - Slide
More lessons like this
Werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
September 2018
- Lesson with
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
September 2018
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Herhaling TV
March 2021
- Lesson with
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 3
Grammatica: woordsoorten 1.1 en 1.2
February 2021
- Lesson with
21 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Grammatica: woordsoorten
July 2019
- Lesson with
12 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Grammatica: woordsoorten 1.3 en 1.4
February 2021
- Lesson with
16 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Grammatica: woordsoorten 1.3 en 1.4
October 2020
- Lesson with
17 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord
March 2021
- Lesson with
13 slides
Spelling
Basisschool
Groep 8