Keukenassistent

Keukenassistent
1 / 11
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Keukenassistent

Slide 1 - Slide

Wat betekent de afkorting HACCP?
A
Hazard Analysis and Critical Control Points
B
Hazard and Critical Control Points
C
Hazard Analysis and Control Check Points
D
Hazard and Control Check Points

Slide 2 - Quiz

Wat is HACCP?
A
een verzameling van voorschriften waaraan levensmiddelenbedrijven zich moeten houden
B
een code om ervoor te zorgen dat levensmiddelen niet in kwaliteit achteruitgaan
C
een systeem om de veiligheid van voedsel te controleren en te garanderen

Slide 3 - Quiz

Met welke van de onderstaande werkwijzen werk je volgens de Hygiënecode (HACCP)?
A
Zorg dat er altijd een voedselthermometer aanwezig is in de keuken. Zorg dat er altijd een voedselthermometer aanwezig is in de keuken.
B
Dek producten goed af en codeer ze met een dagsticker.
C
Bewaar het boek Hygiënecode voor de horeca op een plek waar je er altijd in kan kijken.
D
Vul producten zo aan dat de oudste achteraan staan en de nieuwste vooraan.

Slide 4 - Quiz

Welke temperatuur moet een koelkast hebben?
A
0 - 6 graden
B
-2 - 18 graden
C
4 - 12 graden
D
4 - 7 graden

Slide 5 - Quiz

Wanneer moet je je handen wassen?
A
Nadat je naar de wc bent geweest
B
Na wisseling van product
C
Nadat je hebt geniest
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 6 - Quiz


Deze snijplank is voor:
A
Groente
B
Vis
C
Garnalen
D
Rauw vlees

Slide 7 - Quiz


Deze snijplank is voor:
A
Gaar vlees
B
Gevogelte
C
Zuivel
D
Rauw vlees

Slide 8 - Quiz


Deze snijplank is voor:
A
Groente
B
Gaar vlees
C
Gevogelte
D
Zuivel

Slide 9 - Quiz

Wat is kruisbesmetting?
A
Bij kruisbesmetting komen er ziekmakende bacteriën van het ene product op het andere.
B
Bij een kruisbesmetting moet je kruisjes zetten in het besmette voedsel.
C
Een kruisbesmetting bestaat niet.
D
Een kruisbesmetting is het klaarmaken van voedsel dat slecht geworden is met andere ingrediënten.

Slide 10 - Quiz

hoe koud moet de vriezer minimaal zijn?
A
-18
B
-26
C
-10
D
-15

Slide 11 - Quiz