This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Functiewoorden (2)
LEZEN H6
Slide 1 - Slide
Je hebt zes nieuwe functiewoorden geleerd. Afweging, anekdote, definitie, nuancering, tegenwerping en vraagstelling.
De lesdoelen
Slide 2 - Slide
Functiewoorden
Hoe zat het ook alweer?
Waarom moet je ze kennen?
H5: Aanbeveling, aanleiding, constatering, probleemstelling, uitwerking en verklaring.
Slide 3 - Slide
Het functiewoord 'aanleiding' betekent ...
A
Verhaaltje dat de schrijver vertelt als illustratie bij het onderwerp van de tekst.
B
Vaststelling van een feit of verschijnsel
C
Dat wat de schrijver tot het schrijven van de tekst aanzette.
D
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver
Slide 4 - Quiz
Een constatering is een ...
A
Vaststelling van een feit of verschijnsel
B
Samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip
C
Samenvattende omschrijving van de kenmerken van een begrip
D
Resultaat van waarnemingen en overdenkingen van de schrijver
Slide 5 - Quiz
Bij een uitwerking ...
A
Laat de schrijver de betrekkelijkheid van iets zien, of hij zwakt iets af.
B
Laat de schrijver zien dat een argument/argumentatie niet juist is.
C
Geeft de schrijver extra, nauwkeurig omschreven informatie bij een onderwerp
D
Geeft de schrijver details en/of maakt de schrijver de mening iets minder scherp
Slide 6 - Quiz
Afweging: Lijkt op vergelijken. De schrijver geeft voor- en nadelen en bepaalt vervolgens wat het belangrijkst is.
Anekdote: Een verhaaltje ter illustratie bij het onderwerp van een tekst. Anekdotes komen nogal eens voor aan het begin van de tekst.
Definitie: Een zeer nauwkeurige omschrijving van een woord of begrip.
Functiewoorden H6
Slide 7 - Slide
Nuancering: Een verfijning of kleine aanpassing van een bewering of stelling. De schrijver geeft eerst zijn mening en formuleert die vervolgens iets preciezer.
Tegenwerping: Een reactie op een bepaalde mening of stelling. De ene persoon vindt iets, de ander is het hier mee oneens en vertelt waarom.
Vraagstelling: De schrijver geeft aan welke vraag in (een deel van) zijn tekst centraal staat.
Functiewoorden H6
Slide 8 - Slide
Aan de slag
zie planning H6
Slide 9 - Slide
Je hebt een aantal functiewoorden uit H5 herhaald.
Je hebt zes nieuwe functiewoorden geleerd: Afweging, anekdote, definitie, nuancering, tegenwerping en vraagstelling.