What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Fictie oefenen
Fictie oefenen
Nieuw Nederlands cursus 3
1 / 15
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
This lesson contains
15 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
25 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Fictie oefenen
Nieuw Nederlands cursus 3
Slide 1 - Slide
Wat is de sfeer als de setting een donker bos is?
A
Griezelig
B
Dreigend
C
Geheimzinnig
D
Ontspannen
Slide 2 - Quiz
Is het zinsdeel "afgelopen maandag" een setting of de sfeer?
A
Sfeer
B
Setting
Slide 3 - Quiz
Een ander woord voor 'omgeving' is...
A
fantasie
B
sfeer
C
functie
D
setting
Slide 4 - Quiz
Het perspectief van een verhaal is...
A
De richting waarin het verhaal gaat.
B
Degene die het verhaal geschreven heeft.
C
De uitgeverij van het verhaal.
D
De persoon waarvanuit je denkt en voelt als lezer.
Slide 5 - Quiz
Welk perspectief is dit?
A
Ik-perspectief
B
Hij/zij-perspectief
C
Wisselend perspectief
Slide 6 - Quiz
Met VERTELDE tijd bedoelen we
A
de gebeurtenissen in de volgorde
B
een voorval dat eerder is gebeurd
C
een verhaal dat zich in een bepaalde tijd afspeelt
D
een verhaal dat zich in een bepaalde hoeveelheid tijd afspeelt
Slide 7 - Quiz
Chronologisch is
A
bepaalde hoeveelheid tijd
B
de gebeurtenissen in de juiste volgorde
C
een voorval dat al eerder is gebeurd
D
een vooruitblik in het verhaal
Slide 8 - Quiz
Een tijdsprong is
A
een stuk tijd waarover niets wordt vermeld
B
een verhaal wordt niet verteld in de juiste volgorde
C
een vooruitblik in het verhaal
D
een verhaal speelt zich af in een bepaalde tijd
Slide 9 - Quiz
Flashback is
A
vooruitblik in het verhaal
B
een bepaalde tijd in het verhaal
C
een voorval dat eerder is gebeurd
D
een tijdsprong maken
Slide 10 - Quiz
Een hoofdpersonage
A
er wordt alleen over het uiterlijk verteld
B
er wordt alleen over het innerlijk verteld
C
er wordt alleen over het gevoel verteld
D
een combinatie van A, B en C
Slide 11 - Quiz
Fictie is
A
waargebeurd
B
zelf meegemaakt
C
verzonnen
D
gedichten
Slide 12 - Quiz
Proza is
A
Gedichten
B
Literatuurgeschiedenis
C
Romans
D
Kranten
Slide 13 - Quiz
Beeldspraak
is
figuurlijk
taalgebruik.
Schrijvers gebruiken vaak beeldspraak
voor een verrassend effect.
Er zijn 2 vormen van beeldspraak:
- vergelijking
met
als (hij is zo groot als een reus)
- vergelijking
zonder
als (hij is een beer van een vent)
Slide 14 - Slide
Bevat de zin beeldspraak en is het letterlijk of figuurlijk? Kies!
wel
beeldspraak
geen
beeldspraak
letterlijk
figuurlijk
Slide 15 - Drag question
More lessons like this
Cursus 3 Fictie Keuw
April 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
Fictieve begrippen
16 days ago
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
Nederlands Film Festival: Familieperikelen: Scheids! Wissel!
October 2022
- Lesson with
15 slides
by
Filmeducatie
Mediawijsheid
Kunstvakken
+1
Basisschool
Groep 7,8
Filmeducatie
BEELDSPRAAK
June 2024
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
BEELDSPRAAK
4 days ago
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
6/7: setting/sfeer/perspectief/tijdsprong/spanning
April 2024
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
SO fictie cursus 3
15 days ago
- Lesson with
11 slides
Nederlands
Middelbare school
Voortgezet speciaal onderwijs
vmbo k, t
Leerroute VT
Leerroute VK
Leerjaar 2
Laatste les fictie
March 2024
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2