Bedenk met welke zin het gedicht eindigt of zou kunnen eindigen.
timer
5:00
Slide 6 - Slide
Doel 3.3 Verhaallijnen
Ik leert verschillende verhaallijnen.
Je kunt tijdsprongen in een verhaal herkennen. (3.2)
Je kunt de setting van een verhaal beschrijven. (3.1)
Je kunt uitleggen hoe de setting de sfeer van een verhaal beïnvloedt. (3.1)
Slide 7 - Slide
3.1 Setting en sfeer blz. 64 Herhaling
Setting:
bijvoorbeeld
Een plaats
waar ?
in een stad, op een school, bij een ruïne
Een tijd
wanneer ?
heden, verleden, avond
Omstandigheid
wat ?
oorlog, storm, vakantie
Slide 8 - Slide
3.1 Setting en sfeer 64 vervolg
herhaling
1.Bedenk een setting en laat de sfeer bepalen:
2.Wat voor sfeer bedenk jij/je maatje hierbij ? >>
Mijn setting:
Een plaats
Een tijd
Omstandigheid
Sfeer kan zijn:
romantisch,
dreigend,
griezelig,
verveeld,
ontspannen,
onbezorgd,
.....
Slide 9 - Slide
3.2 Tijd blz. 68 herhaling
Chronologische volgorde = de juiste tijdsvolgorde
Vaak: geen chronologische volgorde, maar tijdsprongen >>>
Proloog = een korte tekst die aan het verhaal vooraf gaat. Het doel:de lezer te prikkelen en nieuwsgierig te maken.
Dit kan gaan over een gebeurtenis uit het verleden of de toekomst waar de lezer bekend mee moet zijn voor het daadwerkelijke verhaal begint, soms vanuit een ander perspectief. Bijv.: over de dood van het broertje van de hoofdpersoon 15 jaar geleden, terwijl het eerste hoofdstuk opent in het heden.