T1; Het werkwoordelijk gezegde

Weektaak 12 t/m 16 december
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Weektaak 12 t/m 16 december

Slide 1 - Slide

Welkom!
Pak je chromebook, zet je tas op de grond.

Telefoons uit en niet zichtbaar.

Zit klaar zodat we direct met de les kunnnen beginnen.

Magister; controle absentie, chromebook en huiswerk. 

Slide 2 - Slide

Belangrijke data
woensdag 21 december; Toets werkwoordspelling, zie Somtoday
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Lesopbouw
  • Wat weet je al?
  • Doel
  • Uitleg
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting + huiswerk noteren

Slide 4 - Slide

Wat weet je al?
Grammatica woordsoorten; 
       --> persoonsvorm en zinsdelen
       --> Lidwoord en zelfstandig naamwoord
       --> Onderwerp
       --> Bijvoeglijk naamwoord

Slide 5 - Slide

Doel
Je weet wat een werkwoordelijk gezegde is.

Je kunt het werkwoordelijk gezegde vinden

Slide 6 - Slide


Zinsontleden stap voor stap

  1. persoonsvorm
  2. streepjes tussen de zinsdelen
  3. onderwerp
  4. gezegde

Grammatica - zinsdelen

Slide 7 - Slide


Zinsontleden stap voor stap








Grammatica - zinsdelen
Joey en Emre klagen al weken over de lockdown.

1. PV =
2. Strepen zetten
3. OW = 

Slide 8 - Slide


Zinsontleden stap voor stap








Grammatica - zinsdelen
Joey en Emre  | klagen | al weken | over de lockdown.

1. PV = klagen
2. Strepen zetten
3. OW = Joey en Emre
4. WG = ??

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Leerdoelen TH1C
Ik weet:

  • dat er drie lidwoorden zijn: de, het en een;
  • dat een lidwoord (lw) voor een zelfstandig naamwoord (znw) staat;
  • dat zelfstandige naamwoorden woorden voor mensen, dieren of dingen zijn;
  • dat je de meeste zelfstandige naamwoorden in het meervoud kunt zetten;
  • dat het werkwoordelijk gezegde een zinsdeel is dat bestaat uit alle werkwoorden van de zin;
  • dat je zinnen in zinsdelen kunt verdelen.

Slide 11 - Slide

Leerdoelen TH1C
Ik weet: 

  • wat het onderwerp is;
  • hoe je het onderwerp vindt;
  • wat het werkwoordelijk gezegde is;

Slide 12 - Slide


Werkwoordelijk gezegde

  • zegt wat het onderwerp doet
  • bestaat uit alle werkwoorden in de zin

  • bevat alle onderdelen van een scheidbaar werkwoord
  • aan het & te horen ook bij het WG (als ze voor het werkwoord staan)

Grammatica - zindelen

Slide 13 - Slide


Werkwoordelijk gezegde








Grammatica - zinsdelen
Joey en Emre  | klagen | al weken | over de lockdown.

1. PV = klagen
2. Strepen zetten
3. OW = Joey en Emre
4. WG = klagen

Slide 14 - Slide


Werkwoordelijk gezegde








Grammatica - zinsdelen
Mijn vader en moeder willen nog deze zomer verhuizen.

1. PV = 
2. Strepen zetten
3. OW = 
4. WG = 

timer
2:00

Slide 15 - Slide


Werkwoordelijk gezegde








Grammatica - zinsdelen
Mijn vader en moeder | willen | nog deze zomer | verhuizen.

1. PV = willen
2. Strepen zetten
3. OW = Mijn vader en moeder 
4. WG = willen verhuizen

Slide 16 - Slide


Werkwoordelijk gezegde








Grammatica - zinsdelen
Terrence was de hele zomer aan het voetballen.

1. PV = 
2. Strepen zetten
3. OW = 
4. WG = 

timer
2:00

Slide 17 - Slide


Werkwoordelijk gezegde








Grammatica - zinsdelen
Terrence | was | de hele zomer | aan het voetballen.

1. PV = was
2. Strepen zetten
3. OW = Terrence
4. WG = was aan het voetballen

Slide 18 - Slide


Opdracht








Grammatica - zinsdelen

- Schrijf de zin over.
- Wat is de pv in deze zinnen?
- zet de strepen om de zinsdelen
- Wat is het onderwerp in deze zinnen?  
- Wat is het werkwoordelijk gezegde
1. Sal maakte een salto op de bank.
2. Nisrine en Emma waren ondanks de avondklok uitgegaan.
3. Denise verveelde zich de hele vakantie.
4. Waar voetbalde Sonny afgelopen seizoen?
5. Feline heeft een schitterende presentatie gegeven.
6. Ieder weekend zijn Bengt en Abby aan het volleyballen.
timer
3:00

Slide 19 - Slide


Opdracht








Grammatica - zinsdelen

- Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zinnen?


1. Sal maakte een salto op de bank.
2. Nisrine en Emma waren ondanks de avondklok uitgegaan.
3. Denise verveelde zich de hele vakantie.
4. Waar voetbalde Sonny afgelopen seizoen?
5. Feline heeft een schitterende presentatie gegeven.
6. Ieder weekend zijn Bengt en Abby aan het volleyballen.

Slide 20 - Slide

Wg en Ow in samengestelde zinnen
Omdat ik van James Bond houd, wil ik graag zijn nieuwe film zien in de bioscoop. 
Er zijn 2 onderwerpen en 2 werkwoordelijke gezegdes

Slide 21 - Slide

Wat zijn de werkwoordelijke gezegdes in deze zin:
De baby viel eindelijk in slaap toen ze de hele middag had gehuild.

Slide 22 - Open question

Wat zijn de onderwerpen in deze zin:
De baby viel eindelijk in slaap toen ze de hele middag had gehuild.

Slide 23 - Open question

Zelfstandig werken
Ga naar de opdrachten in het digitale boek en ga aan de slag 

Slide 24 - Slide

Kijk naar de onderstreepte zin:
- Noem het onderwerp.
- Noem het werkwoordelijk gezegde. 

Slide 25 - Slide

Grammatica - zinsdelen
QUIZ 

Slide 26 - Slide

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Hans en Marije gaan voor de tweede keer dit jaar op vakantie.
A
gaan
B
gaan op vakantie
C
op vakantie

Slide 27 - Quiz

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Hebben de varkens alles opgegeten?
A
hebben
B
hebben opgegeten
C
de varkens

Slide 28 - Quiz

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Mira en Sil zijn een muurtje aan het metselen.
A
zijn
B
zijn metselen
C
zijn aan het metselen

Slide 29 - Quiz

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Morgen ga ik echt mijn huiswerk maken.
A
ga
B
ga maken
C
ga huiswerk maken

Slide 30 - Quiz

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Morgen bel ik mijn moeder op.
A
bel
B
bel op
C
ik

Slide 31 - Quiz

Zoek het werkwoordelijk gezegde

Welke idioot heeft dat plan verzonnen?
A
Welke idioot
B
heeft
C
heeft verzonnen

Slide 32 - Quiz