Begrijpend lezen 2F+ mbo Lucinda- Zadkine

CE Nederlands
Centraal examen: begrijpend lezen
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

CE Nederlands
Centraal examen: begrijpend lezen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
  • Even kort een en ander herhalen 
  • Oefening begrijpend lezen!!!

Slide 2 - Slide

Wat moet je kunnen en kennen?
- Tekstdoel (begrijpen)
- Hoofd- en bijzaken (begrijpen)
- De opbouw van een tekst (evalueren)
- feiten en meningen (begrijpen)
- Bedoelingen herkennen (interpreteren)
- Informatie toepassen (begrijpen en interpreteren)
- Tussenkopjes kiezen (begrijpen en interpreteren) 
-  Een tekst samenvatten (hoofd- en bijzaken!)

Slide 3 - Slide

multiple choice vragen 


- Begrijpen (tekstsoort, hoofdgedachte, relaties en verbanden, standpunt, argumenten, feiten meningen onderscheiden)
- interpreteren (wat bedoelt de schrijver, wat is zijn opvatting,  wat denkt en voelt hij, je moet hier conclusies trekken)
- samenvatten
- evalueren (argumentatie en informatie beoordelen op betrouwbaarheid en validiteit, doel van schrijver herkennen en de talige middelen die hij gebruikt om dat doel te bereiken)

Slide 4 - Slide

Soorten examenvragen
  1. De meeste vragen testen of je begrijpt waar een tekst of fragment over gaat, of je hoofd- en bijzaken kunt onderscheiden, of de inhoud betrouwbaar is, enz.

  2. Af en toe krijg je een vraag over de betekenis van een woord of een zin.

Voorbeeld vraag over betekenis woord / zin

Slide 5 - Slide

Vragen over onderwerp en hoofdgedachte
Onderwerp - waar gaat de tekst over in een of enkele woorden?

Hoofdgedachte - wat wordt er in één zin over dat onderwerp gezegd in de tekst ? (Ook wel: de kortst mogelijke samenvatting van de tekst)

Slide 6 - Slide

Vragen over tekstrelaties
Tekstverbanden
Wat voor een verband hebben twee of meerdere alinea's met elkaar?

Signaalwoorden
Woorden die een signaaltje afgeven waaraan je het tekstverband kunt herkennen.

Slide 7 - Slide

Standpunten en argumenten
Standpunt - de mening die iemand over een onderwerp heeft.
Ik vind dat... / Mijn mening is...

Argument - redenen waarmee je een ander overtuigt om er net zo over te denken.
Want, daarom, omdat, 

Slide 8 - Slide

EVEN KORT HERHALEN

Slide 9 - Slide

Informeren
Instrueren
Overtuigen
Activeren
Betoog
Recept
Gebruiksaanwijzing
Nieuwsbericht
Interview
Ingezonden brief
Opiniestuk
Reclamefolder
Recensie
Achtergrondartikel

Slide 10 - Drag question

Lees het artikel uit het AD:We willen geen Hongkong aan de Maas

Slide 11 - Slide

Wat is het belangrijkste onderwerp van discussie in de Rotterdamse politiek volgens de tekst?
A
De bouw van nieuwe stadions in Rotterdam
B
De aanleg van een nieuwe stadsbrug in het stadscentrum.
C
Het plan om 30.000 nieuwe woningen aan de oostkant van de stad te bouwen
D
De uitbreiding van het metrolijnennetwerk in Rotterdam.

Slide 12 - Quiz

Welke gebieden in Rotterdam zullen worden beïnvloed door het megaproject?
A
Alleen de omgeving van De Esch en De Veranda
B
Gebieden, waaronder Prinsenland, Hillesluis, Feyenoord City,
C
Alleen de wijken bij de stations Alexander, Kralingse Zoom en Zuidplein.
D
Alleen het stadscentrum van Rotterdam.

Slide 13 - Quiz

Waarom zijn er protesten en brieven in de krant over het megaproject?
A
Omdat mensen willen dat er meer sportclubs worden gebouwd.
B
Omdat bewoners van De Esch en De Veranda niet blij zijn met de nieuwe brug.
C
Omdat de gemeenteraad het project heeft verworpen.
D
De zorgen maken over de impact van het project op hun leefomgeving.

Slide 14 - Quiz

,,Waarom is die golfbaan totaal buiten beschouwing gelaten?” vroeg Astrid Kockelkoren (GroenLinks). ,,Ik vind die keuze discutabel.”
Wat wordt er bedoeld met discutabel?
A
logisch
B
Twijfelachtig
C
Goedkeurend
D
Officieel

Slide 15 - Quiz

Wat is het belangrijkste onderwerp van discussie in de Rotterdamse politiek volgens de tekst?
A
De bouw van nieuwe stadions in Rotterdam
B
De aanleg van een nieuwe stadsbrug in het stadscentrum.
C
Het plan om 30.000 nieuwe woningen aan de oostkant van de stad te bouwen
D
De uitbreiding van het metrolijnennetwerk in Rotterdam.

Slide 16 - Quiz

Wat maakt het megaproject aan de oostkant van Rotterdam bijzonder?
A
Het omvat de bouw van nieuwe sportcomplexen.
B
het aantal woningen staat gelijk aan de grootte van gemeente Capelle a/d ijssel
C
Het plan om een ondergrondse tunnel tussen Alexander en Zuidplein aan te leggen
D
Het is gericht op de ontwikkeling van een nieuw pretpark in Rotterdam.

Slide 17 - Quiz

Wat is de zorg van Claudia Fonseca Costa volgens de tekst?
A
Ze vreest voor haar eigen veiligheid tijdens de demonstratie.
B
Ze maakt zich zorgen over het verdwijnen van volkstuinen.
C
Ze wil graag dat er meer honden worden toegelaten in Kralingen-Oost.
D
Ze maakt zich zorgen over groenvoorzieningen in Rotterdam.

Slide 18 - Quiz

Wat wordt bedoeld met "Oostflank" in de tekst
A
Een nieuw voorgestelde politieke partij in Rotterdam.
B
Een gebied aan de westkant van Rotterdam dat moet worden ontwikkeld.
C
Het megaproject om 30.000 nieuwe woningen aan de oostkant van de stad te bouwen.
D
De naam van een nieuwe tramlijn tussen Kralingse Zoom en Zuidplein.

Slide 19 - Quiz

Waar hebben jullie
behoefte aan?
(CE)

Slide 20 - Mind map