Transport

Transport (cel)membraan 
1 / 17
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Transport (cel)membraan 

Slide 1 - Slide

Welke overeenkomsten en verschillen zijn er tussen passief en actief transport?

Slide 2 - Slide

Een overzicht

Slide 3 - Slide

Welke overeenkomsten en verschillen zijn er tussen diffusie en osmose?
Kun je de volgende begrippen toepassen?
hypertoon - hypotoon - isotoon - (grens)plasmolyse - turgor

Slide 4 - Slide

Het belangrijkste verschil tussen uniport, symport en antiport is dat uniport moleculen onafhankelijk van andere moleculen over het membraan beweegt, en symport twee soorten moleculen in dezelfde richting beweegt, maar antiport twee soorten moleculen in tegengestelde richtingen beweegt.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Osmoregulatie
Tijdens de levenscyclus van de paling vindt twee keer een grote overgang plaats in het milieu: als hij vanuit het zoute zeewater de zoete binnenwateren in trekt en bij zijn terugkeer naar zee. In beide milieus is osmoregulatie nodig.

Slide 8 - Slide

Kies de juiste beschrijving van het milieu "binnenwateren" ten opzichte van de paling.
A
hypertoon
B
hypotoon
C
isotoon

Slide 9 - Quiz

Palingen kunnen hun osmotische waarde reguleren. Op welke manier vindt osmoregulatie plaats in zee?
A
Door actief ionen op te nemen.
B
Door actief ionen uit te scheiden.
C
Door actief water op te nemen.
D
Door actief water uit te scheiden.

Slide 10 - Quiz

Resorptie van glucose
In het celmembraan van darmepitheelcellen komen allerlei transporteiwitten voor. Er zijn enkelvoudige transporteiwitten die gefaciliteerde diffusie van een bepaalde stof door het membraan mogelijk maken. De werking van andere transporteiwitten berust op het principe van co-transport: aan een transporteiwit worden twee verschillende stoffen gebonden, waarna ze tegelijk door het celmembraan bewegen. Bij symport gaan beide stoffen dezelfde richting uit, bij antiport in tegengestelde richting. Ontbreekt één van beide stoffen dan kan het transport van de andere stof niet plaatsvinden.

Slide 11 - Slide

Resorptie van glucose
De glucosemoleculen bewegen door het celmembraan naar het cytoplasma van de darmepitheelcel (1), door het cytoplasma van de epitheelcel naad de andere zijde van de cel (2) door het celmembraan naar de extracellulaire vloeistof (3) en -na opname in het bloed- via het bloed naar bijvoorbeeld de lever (2).

Slide 12 - Slide

Geef de namen van de transportprocessen die hierbij een rol spelen. Zet de nummers 1 t/m 4 onder elkaar en schrijf erachter de naam van het desbetreffende transportproces.

Slide 13 - Open question

De resorptie van glucose door een epitheelcel van de dunne darm is afhankelijk van de werking van de Na/K-pomp. Leg uit wat de rol van de Na/K-pomp hierbij is.

Slide 14 - Open question

Het transport van stoffen door het celmembraan kan actief of passief plaatsvinden.
I Is het transport van glucose van de darmholte door het membraan heen actief of passief?
II Is het transport van glucose uit de epitheelcel door het celmembraan heen naar de weefselvloeistof actief of passief?
A
I = passief II = passief
B
I = actief II = passief
C
I = passief II = actief
D
I = actief II = actief

Slide 15 - Quiz

Leg kort uit of diffusie en stroming wel of geen synoniemen zijn.

Slide 16 - Open question

Toelichting meerkeuzevragen
Het water van de binnenwateren heeft een lagere osmotische waarde dan de cellen van de vis (hypotoon).
Water kan niet actief getransporteerd worden. In zee stromen ionen naar binnen en water naar buiten, waardoor ionen actief moeten worden uitgescheiden.
Het transport van glucose van de darmholte door het celmembraan heen de dekweefsel in is actief. Het transport van glucose uit de dekweefselcel door het celmembraan heen naar de weefselvloeistof is passief.

Slide 17 - Slide