wk 41: les 2

Dinsdag 6 oktober - H2c
  • 10 minuten stillezen
  • Herhaling samengestelde zinnen
  • Samen oefenen
  • Aan de slag!

timer
10:00
1 / 46
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Dinsdag 6 oktober - H2c
  • 10 minuten stillezen
  • Herhaling samengestelde zinnen
  • Samen oefenen
  • Aan de slag!

timer
10:00

Slide 1 - Slide

Vorige les werkwoordspelling heb je...

...geleerd wat een samengestelde zin is.
...geleerd hoe je een samengestelde zin kunt herkennen.
...geleerd wat een voegwoord is.

Slide 2 - Slide

Deze les ga je...
...oefenen met samengestelde zinnen én de juiste werkwoordspelling.

Slide 3 - Slide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen
Enkelvoudige zin = een zin met één persoonsvorm.
1. Ik eet een boterham.
2. Ik zit de hele dag op TikTok.
3. In de avond moet ik mijn telefoon inleveren.

Samengestelde zin = een zin met twee of meer persoonsvormen. Vaak met een voegwoord.
1. De leerlingen zeiden tegen hun docent dat ze hun huiswerk gemaakt hadden.
2. Doordat het de hele week heeft geregend, is wandelen in het bos geen pretje.
3. In dat café kom ik graag, omdat daar altijd mooie herinneringen bovenkomen.
4. Je kunt mijn fiets voor één keer lenen, of je kunt zelf een nieuwe kopen.
5. Mieke bakt een taart en Petra helpt haar moeder.

Slide 4 - Slide

Samen oefenen
1. Je (hoeven) niet te weten wat ik hem ga geven.

  • Pv ja/nee?
  • Welke werkwoordsvorm? (vdw, inf, bnw, odw)
  • Pas de juiste regel toe.

Slide 5 - Slide

Samen oefenen
2. Zoals de agent al (aangeven) had, kreeg Nicolette een bekeuring van 30 euro.

  • Pv ja/nee?
  • Welke werkwoordsvorm? (vdw, inf, bnw, odw)
  • Pas de juiste regel toe.


Slide 6 - Slide

Aan de slag!
Maak slide 8 t/m 41

Slide 7 - Slide

Enkelvoudig of samengesteld?
Wij moesten ons al vroeg melden, omdat we gisteren te laat waren.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld Voegwoord = omdat
C
Samengesteld Voegwoord = al
D
Samengesteld Voegwoord = te laat

Slide 8 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?

Mijn moeder hecht veel waarde aan die theepot, want die is van haar oma geweest.
A
Enkelvoudig
B
Samengesteld Voegwoord = die
C
Samengesteld Voegwoord = want
D
Samengesteld Voegwoord = van

Slide 9 - Quiz

Enkelvoudig of samengesteld?

Wat vind je van mijn nieuwe sneakers?


A
Enkelvoudig
B
Samengesteld Voegwoord = van
C
Samengesteld Voegwoord = mijn
D
Samengesteld Voegwoord = nieuwe

Slide 10 - Quiz

Werkwoordspelling
We gaan nu samengestelde zinnen combineren met de regels voor werkwoordspelling.
We beginnen met de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. Noteer ook het voegwoord.

Slide 11 - Slide

5 werkwoordsvormen: pv
Persoonsvorm (pv) - het enige werkwoord dat van tijd en getal kan veranderen. Als er maar één werkwoord in de zin zit, is dat altijd de persoonsvorm.

Hebben jullie het huiswerk af?
Had jij je huiswerk gemaakt?
Ik geef hem een cadeau.
Wij hebben hem een cadeau gegeven.



Slide 12 - Slide

5 werkwoordsvormen: pv
De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
ik-vorm (+ t)
infinitief (wij-vorm)

"lopen" als trucje invullen

Ik loop - hij loopt
Ik word - hij wordt
Ik beantwoord - hij beantwoordt


Slide 13 - Slide

Hij (binden) het touw stevig vast, zodat het niet los gaat.
Voegwoord =

Slide 14 - Open question

Waarom antwoord jij altijd kwaad, als Jan jou niet direct (antwoorden).
Voegwoord =

Slide 15 - Open question

Het geeft niet of het lang duurt, ik (raden) je aan rustig te wachten.
Voegwoord =

Slide 16 - Open question

Wie zich tot de burgemeester (wenden), krijgt zeker antwoord.
Voegwoord =

Slide 17 - Open question

Wat verbeeld jij je wel, je (proberen) steeds de baas te spelen.
Voegwoord =

Slide 18 - Open question

Heb je gehoord dat hij gisteren een ongeluk (hebben) gehad?
Voegwoord =

Slide 19 - Open question

Als mijn zusje voor het examen (slagen) , stopt zij met studeren.
Voegwoord =

Slide 20 - Open question

Werkwoordspelling
We gaan nu samengestelde zinnen combineren met de regels voor werkwoordspelling.
We gaan verder met de persoonsvorm in de verleden tijd. Noteer ook het voegwoord.

Slide 21 - Slide

5 werkwoordsvormen: pv
De persoonsvorm in de verleden tijd (zwakke werkwoorden)

ik-vorm + te(n)
ik-vorm + de(n)

Gisteren rustte ik uit van een voetbaltraining. (ik-vorm + te)
Gisteren beantwoordde ik mijn mail. (ik-vorm + de)

Gebruik bij twijfel 'T eX KoFSCHiP




Slide 22 - Slide

Toen men hem vroeg wat hij ging doen, (antwoorden) hij, dat hij dat nog niet wist.
Voegwoord =

Slide 23 - Open question

Hij (beloven) dat hij flink zal aanpakken.
Voegwoord =

Slide 24 - Open question

Zijn vader (verwachten) niet anders van hem, omdat hij hoge eisen stelde.
Voegwoord =

Slide 25 - Open question

Het elftal (spelen) een geweldige wedstrijd en ze wonnen de beker.
Voegwoord =

Slide 26 - Open question

De leerling (zuchten) , toen de leraar voor de derde maal probeerde hem het probleem duidelijk te maken.
Voegwoord =

Slide 27 - Open question

Het boek was in de aanbieding en het (kosten) slechts tien euro.
Voegwoord =

Slide 28 - Open question

Ik (missen) de trein toen het zo erg mistte.
Voegwoord =

Slide 29 - Open question

Ik (missen) de trein toen het zo erg mistte.
Voegwoord =

Slide 30 - Open question

De voorstelling (eindigen) die avond om negen uur, want de schouwburg moest eerder sluiten.
Voegwoord =

Slide 31 - Open question

Werkwoordspelling
We gaan nu samengestelde zinnen combineren met de regels voor werkwoordspelling.
We gaan verder met de het voltooid deelwoord.
Noteer ook het hulpwerkwoord.

Slide 32 - Slide

5 werkwoordsvormen: vdw
Voltooid deelwoord (vdw) - Komt nooit alleen, staat altijd samen in de zin met een vorm van hebben, zijn of worden (de persoonsvorm).

Hoe weet je of het voltooid deelwoord op een -d of een -t eindigt?
  •     Maak het woord langer in de vertelden tijd
  •     Gebruikt 'T eX KoFSCHiP

Slide 33 - Slide

Gisteren hoorde we dat er een inbraak is (plegen) bij onze buren.
Hulpwerkwoord =

Slide 34 - Open question

De politie heeft de volgende dag de daders (arresteren).
Hulpwerkwoord =

Slide 35 - Open question

Hij had in de tuin veel sporen (achterlaten).
Hulpwerkwoord =

Slide 36 - Open question

Het heeft dan ook niet veel moeite (kosten).
Hulpwerkwoord =

Slide 37 - Open question

Hij heeft vorig jaar veel succes (hebben).
Hulpwerkwoord =

Slide 38 - Open question

De auto is door de gladheid (slippen).
Hulpwerkwoord =

Slide 39 - Open question

De mensen hebben tijdens de wedstrijd niet meer (juichen).
Hulpwerkwoord =

Slide 40 - Open question

Joop heeft uren op zijn proefwerk (zwoegen).
Hulpwerkwoord =

Slide 41 - Open question

Aan de slag!
Nu volgen er nog 3 vragen over het behalen van de lesdoelen.
Maak slide 43 t/m 46.

Slide 42 - Slide

Lesdoel behaald? Ik kan een samengestelde zin herkennen.
A
Ja
B
Nee

Slide 43 - Quiz

Lesdoel behaald? Ik kan de regels van werkwoordspelling toepassen bij een samengestelde zin.
A
Ja
B
Nee

Slide 44 - Quiz

Wat vind je nog moeilijk van de les van vandaag?

Slide 45 - Open question

Einde van deze les
Je mag nu verder lezen in je leesboek OF
je mag alvast de fictie-opdracht doorlezen.

Slide 46 - Slide