H5 - T5: BS3 De lever - BS4 De nier

Leerdoelen
  • Je kan omschrijven hoe de bouw van de lever optimaal is aangepast aan de functie van de lever
  • Je kent de verschillende functies van de lever
  • Je kunt beschrijven hoe de lever bijdraagt aan homeostase
  • Je kunt globaal beschrijven hoe de lever sommige functies uitvoert
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Leerdoelen
  • Je kan omschrijven hoe de bouw van de lever optimaal is aangepast aan de functie van de lever
  • Je kent de verschillende functies van de lever
  • Je kunt beschrijven hoe de lever bijdraagt aan homeostase
  • Je kunt globaal beschrijven hoe de lever sommige functies uitvoert

Slide 1 - Slide

Noteer zo veel mogelijk functies van de lever.

Slide 2 - Mind map

Doorbloeding van de lever
De lever is een sterk doorbloed orgaan. In tegenstelling tot andere organen is de lever aangesloten op DRIE grote bloedvaten. 

Sleep de naam van het bloedvat naar de juiste plek in de afbeelding
leverader
leverslagader
poortader

Slide 3 - Drag question

Twee stellingen over de bloedvaten van de lever:

1 De poortader voert bloed vanuit de lever AF
2 De slagader voert zuurstof AAN naar de lever

Welke opmerking(en) is/zijn juist?
A
1 = juist 2 = juist
B
1 = juist 2 = onjuist
C
1 = onjuist 2 = juist
D
1 = onjuist 2 = onjuist

Slide 4 - Quiz

De lever zit vol met leverlobjes.
Ze zijn ongeveer 6-hoekig.

Op elk hoekpunt komen 3 takken bij elkaar van
- poortader
- leverslagader
- galgang

De poortader en leverslagader voeren bloed AAN

Het bloed stroomt door holtes tussen levercellen

In het midden zit een tak van de leverader. Deze voert bloed AF.

Slide 5 - Slide

Meindert heeft reuzehonger en werkt in 15 minuten 5 boterhammen met hagelslag weg.
Ongeveer 90 minuten na deze maaltijd wordt de glucoseconcentratie gemeten van de volgende drie bloedvaten:
1 leverader
2 leverslagader
3 poortader

In welk bloedvat wordt de hoogste glucoseconcentratie gemeten?
A
leverader
B
leverslagader
C
poortader

Slide 6 - Quiz

Sleep het bloedvat naar de bijbehorende omschrijving
In dit bloedvat wisselen bloedwaarden van glucose, aminozuren en andere stoffen sterk. Dit wordt veroorzaakt door de darmen. Soms verteren ze een maaltijd en zit er veel stoffen in het bloed. Soms doen de darmen niets en zitten er juist weinig stoffen in het bloed
In dit bloedvat is er altijd een hogere zuurstofverzadiging van hemoglobine. De concentratie opgeloste stoffen is ongeacht de situatie stabiel
Het bloed van dit vat is vrij zuurstofarm. Ook de concentraties van opgeloste stoffen is in dit vat erg stabiel
leverslagader
poortader
leverader

Slide 7 - Drag question

GALPRODUCTIE

De lever produceert gal en geeft dit via de galgangen af aan de galblaas.

Gal wordt afgegeven bij elke maaltijd.

Gal bestaat uit twee componenten:
- Galzure zouten
- Bilirubine

Galzure zouten emulgeren vetten

Bilirubine is een groenige stof die ontstaat bij de afbraak van rode bloedcellen. Deze wordt via de gal uit de lever verwijderd.

Slide 8 - Slide

De lever en koolhydraatstofwisseling
Glucoseconcentratie in het bloed hoog?
Dan maakt de alvleesklier insuline
De lever slaat dan glucose in de levercellen in de vorm van glycogeen.
Glucoseconcentratie in het bloed laag?
Dan maakt de alvleesklier insuline
De levercellen breken dan glycogeen af en geven ontstane glucose af aan het bloed

Meer glucose nodig?
Dan maken levercellen dat (uit vetzuren of aminozuren)

Slide 9 - Slide

De lever en eiwitstofwisseling
De levercellen slaan GEEN aminozuren op!

Te kort aan bepaalde aminozuren?
NIET-essentiële aminozuren worden opgebouwd uit andere aminozuren: TRANSAMINERING

Te veel aminozuren?
Deze worden dan afgebroken: DEAMINERING
Hierbij ontstaat ureum
Deze stof geeft urine zijn kleur en geur

Slide 10 - Slide

Ontgifting
De lever cellen verwijderen gifstoffen uit het bloed en breken deze af. 
Meestal ontstaan hierbij onschadelijke metabolieten. 
Deze metabolieten worden dan door een ander orgaan uitgescheiden

Voorbeelden zijn:
- ethanol (alcohol)
- medicijnen (paracetamol)

Dit is de belangrijkste reden waarom bepaalde medicijnen uitwerken. 
Het ene medicijn wordt sneller afgebroken dan het andere.

Slide 11 - Slide

Sommige stoffen worden door de lever uitgescheiden. Dat wil zeggen, ze worden uit het bloed gehaald en worden dan via een andere weg dan het bloed uit het lichaam verwijderd.

Leg uit hoe de lever bijdraagt aan de uitscheiding van bilirubine.

Slide 12 - Open question

Bij een verstopping van de galwegen kan er onvoldoende of zelfs geen gal worden afgevoerd naar de galblaas.
Een symptoom hiervan is geelzucht. De huid en het harde oogvlies worden dan (veel) geler dan normaal.
Leg uit hoe deze verschijnselen ontstaan.

Slide 13 - Open question

Een onderzoeker doet onderzoek naar een medicijn. Uit dierproeven is gebleken dat het nieuwe medicijn een hoge afbraaksnelheid kent in de lever.

- Leg uit of dit medicijn naar waarschijnlijkheid kort- of langwerkend is
- Leg uit of de aanbevolen dosis voor dit medicijn hoog of laag zal zijn.

Slide 14 - Open question

Basisstof 4: De nier
De nieren zijn uitscheidingsorganen

Uitscheiding
Het verwijderen van stoffen uit het interne milieu

De nieren scheiden uit door stoffen uit het bloed te verwijderen en deze vervolgens via het nierbekken en de urineleider naar de blaas te vervoeren.

Slide 15 - Slide

Naast de nieren zijn er nog 3 andere organen die een uitscheidingsfunctie hebben.

Welke organen zijn dat?
A
1 = milt 2 = schildklier 3 = lever
B
1 = alvleesklier 2 = longen 3 = huid
C
1 = lever 2 = maag 3 = baarmoeder
D
1 = longen 2 = lever 3 = huid

Slide 16 - Quiz

Sleep de stof naar het orgaan dat die stof uitscheidt.
Sommige stoffen kan je bij meerdere organen plaatsen.
longen
lever
nieren
huid
H2O
ureum
bilirubine
CO2
Na

Slide 17 - Drag question

Uitscheiding door de nier
Twee processen zijn verantwoordelijk voor de uitscheiding van de nier:
1   ultrafiltratie
2   terugresorptie
ULTRAFILTRATIE
onder hoge druk wordt veel bloedplasma met daarin afvalstoffen maar ook nuttige stoffen uit de bloedvaatjes geperst

ASELECTIEF
er vindt geen selectie plaats op wat eruit wordt gefilterd
TERUGRESORPTIE
Nuttige stoffen en water worden uit het filtraat gehaald omdat ze herbruikbaar zijn. Dit gebeurt door actief transport en osmose.

SELECTIEF
er wordt nauwkeurig bepaald welke stoffen en hoeveel ervan wordt teruggenomen

Slide 18 - Slide

1
2
3
De afbeelding laat een NEFRON (niereenheid) zien. Er zitten meer dan een miljoen nefronen in je nier.

Een nefron is de kleinste werkzame eenheid van een nier.

1 = kapsel van Bowman
Hierin vind ultrafiltratie plaats. 
Vocht wordt uit de bloedvaatjes (glomerulus) geperst.

Dit levert 125 mL filtraat op per L bloed
Dat is 180 filtraat per dag!!!

Het filtraat wordt voorurine genoemd. 

Slide 19 - Slide

Leg uit waarom naast ultrafiltratie ook terugresorptie moet plaatsvinden.
Gebruik water als voorbeeld in je uitleg.

Slide 20 - Open question

1
2
3
2 = nierbuisjes en lus van Henle

In deze gangen worden nuttige stoffen actief geresorbeerd. 

je moet vooral denken aan:
- glucose
- Na
- K

Door deze actief te transporteren naar het bloed, stijgt de osmotische waarde van het weefsel en het bloed ENORM!

Slide 21 - Slide

Na, K en glucose worden ACTIEF terug getransporteerd naar het weefsel en daarna naar het bloed.

Wat betekent dit?
A
Dat betekent dat kaboutertjes met emmertjes deze stoffen overhevelen
B
Dat betekent dat het energie kost
C
Dat betekent dat deze stoffen tegen de concentratiegradiënt in worden verplaatst
D
Dat betekent dat het energie kost OMDAT de stoffen tegen de concentratiegradiënt in worden verplaatst.

Slide 22 - Quiz

De osmotische waarde van het weefsel direct NAAST de nierbuisjes stijgt door dit actieve transport ENORM.

Leg uit hoe dit bijdraagt aan de terugresorptie van water.

Slide 23 - Open question

1
2
3
3 = verzamelbuisjes

Nadat de terugresorptie BIJNA is afgerond is de 180 L/dag voorurine teruggebracht naar ongeveer 1,5-2 L/dag

In het verzamelbuisje vindt ook regeling plaats. 

Onder invloed van hormonen wordt er nu nog wat meer of minder H2O, Na en K geresorbeerd.

Als er een tekort is, wordt er meer geresorbeerd. Bij een overschot minder.

Slide 24 - Slide

Zoek op in BINAS

Welk hormoon regelt de terugresorptie van water?
A
TSH
B
ACTH
C
ADH
D
FSH

Slide 25 - Quiz

Zoek op in BINAS

Welk hormoon regelt de resorptie van K en Na in de nieren?

Slide 26 - Open question