Herhaling 2 alle lesstof

Herhaling 2 alle lesstof
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling 2 alle lesstof

Slide 1 - Slide

Als de arbeidsproductiviteit in verhouding sneller stijgt dan het loon van een werknemer zullen de loonkosten per product ...
A
Stijgen
B
Gelijk blijven
C
Dalen

Slide 2 - Quiz

Een overheidstekort is een voorbeeld van een ...
A
Voorraadgrootheid
B
Stroomgrootheid

Slide 3 - Quiz

Als de wisselkoers van de euro stijgt ....
A
verbetert onze concurrentiepositie
B
verslechtert onze concurrentiepositie
C
blijft onze concurrentiepositie gelijk

Slide 4 - Quiz

Gegevens van een land (in miljarden euro's) over 2015:
- Totale overheidsuitgaven: 134
- Totale overheidsontvangsten: 122
- Aflossingen staatsschuld: 15
Wat gebeurt er met de staatsschuld van het land?
A
De staatsschuld neemt af met 3 miljard
B
De staatsschuld neemt toe met 3 miljard
C
De staatsschuld neemt toe met 12 miljard
D
De staatsschuld neemt toe met 27 miljard

Slide 5 - Quiz

Een renteverlaging heeft zowel gevolgen voor de wisselkoers als voor de binnenlandse bestedingen, namelijk ...
A
de wisselkoers stijgt, de bestedingen stijgen.
B
de wisselkoers stijgt, de bestedingen dalen.
C
de wisselkoers daalt, de bestedingen stijgen.
D
de wisselkoers daalt, de bestedingen dalen.

Slide 6 - Quiz

Door de plotselinge neergang van de economie wil de overheid bezuinigen, omdat het land zijn rente en aflossing anders niet meer kan betalen. Dit is een voorbeeld van ...
A
automatische conjunctuurstabilisatie
B
procyclisch beleid
C
anticyclisch beleid
D
averechtse selectie

Slide 7 - Quiz

Rentebetalingen op schulden in het buitenland worden geboekt op de ... van de betalingsbalans
A
Goederenrekening
B
Primaire inkomensrekening
C
Kapitaalrekening
D
Inkomensoverdrachten rekening

Slide 8 - Quiz

Zet de volgende vijf verschijnselen in de juiste volgorde.
1. Er wordt minder geleend en meer gespaard.
2. De bestedingen in Nederland dalen.
3. De rente in Nederland stijgt.
4. De werkgelegenheid daalt.
5. De productie daalt.
A
3-1-2-5-4
B
3-1-5-2-4
C
3-2-1-5-4
D
3-2-5-1-4

Slide 9 - Quiz

Wanneer de Amerikaanse dollar in koers stijgt tegenover de euro, kan dat in Nederland leiden tot ...
A
minder werkgelegenheid en lagere inflatie
B
minder werkgelegenheid en hogere inflatie
C
meer werkgelegenheid en lagere inflatie
D
meer werkgelegenheid en hogere inflatie

Slide 10 - Quiz

Een hoogconjunctuur leidt voor de Nederlandse overheid tot ...
A
hogere belastingontvangsten en hogere overheidsuitgaven
B
lagere belastingontvangsten en lagere overheidsuitgaven
C
hogere belastingontvangsten en lagere overheidsuitgaven
D
lagere belastingontvangsten en hogere overheidsuitgaven

Slide 11 - Quiz

(Invoer)contingentering betekent ...
A
Beperking van de export van een product tot een bepaalde hoeveelheid.
B
Vergroting van de import van een product tot een bepaalde hoeveelheid.
C
Beperking van de import van een product tot een bepaalde hoeveelheid.
D
Vergroting van de export van een product tot een bepaalde waarde.

Slide 12 - Quiz

Hoe noemen we het verschijnsel dat ontstaat omdat sommige producten in eigen land niet geproduceerd kunnen worden óf omdat de productie in eigen land duurder zijn dan elders?
A
Internationale ruil
B
Vrijhandel
C
Europese monetaire unie
D
Interne markt

Slide 13 - Quiz

Een sanctie bij het niet handhaven van vastgelegde regels is een voorbeeld van ...
A
Vrijhandel
B
Meeliftersgedrag
C
Gevangenendilemma
D
Collectieve dwang

Slide 14 - Quiz

De staatsschuld is een voorbeeld van ...
A
Een voorraadgrootheid
B
Een stroomgrootheid
C
Zowel een voorraad- als stroomgrootheid

Slide 15 - Quiz

Stelling: Export van goederen uit Nederland naar de VS leidt tot vraag naar euro's op de valutamarkt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 16 - Quiz

Wanneer de ECB de rente zal verhogen, zal de inflatie ...
A
afnemen
B
toenemen
C
onveranderd blijven
D
willekeurig veranderen

Slide 17 - Quiz

Als de rente in de eurozone ...(1)... zullen beleggers uit de eurozone meer gaan beleggen in het buitenland. Hierdoor stijgt ...(2)... en ...(3)... de wisselkoers.
A
(1) daalt, (2) de vraag naar euro's, (3) stijgt
B
(1) daalt, het aanbod van euro's, (3) daalt
C
(1) stijgt, (2) de vraag naar euro's, (3) stijgt
D
(1) stijgt, het aanbod van euro's, (3) daalt

Slide 18 - Quiz