Havo 3 - grammatica zinsdelen

Grammatica 2.7
Havo 3
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Grammatica 2.7
Havo 3

Slide 1 - Slide

Vandaag
  • Vragen via LessonUp + toelichting
  • Huiswerk nakijken
  • Verder met huiswerk
  • Klassikaal afronden -> enkele zinnen

Slide 2 - Slide

M'n oude telefoon kapot was.

Is dit een goede zin?
Ja
Nee

Slide 3 - Poll

Ik ben chagrijnig omdat m'n oude telefoon kapot was. 

Slide 4 - Slide

Wat is een samengestelde zin?
A
Een zin met 1 onderwerp
B
Een zin met 1 persoonsvorm
C
Een zin met 2 of meer persoonsvormen
D
Een zin zonder onderwerp

Slide 5 - Quiz

Wat is een enkelvoudige zin?
A
Een zin met meerdere persoonsvormen
B
Een zin met een vaste volgorde
C
Een zin met 1 persoonsvorm
D
Een zin die over enkels gaat

Slide 6 - Quiz

Soorten zinnen
Enkelvoudige zin
Samengestelde zin
één zin, één persoonsvorm
twee of meer zinnen die aan elkaar geplakt zijn
Isa heeft een nieuwe telefoon gekocht. 
1. Twee hoofdzinnen (want, maar, en, of, dus) 
2. Hoofdzin + bijzin (omdat, toen, sinds, dat) 
Isa heeft een nieuwe telefoon gekocht en ze is een kop koffie gaan drinken. 
Isa heeft een nieuwe telefoon gekocht omdat haar oude kapot was. 

Slide 7 - Slide

Samengestelde zin (hz+hz)
In een samengestelde zin staan meerdere persoonsvormen.

Een samengestelde zin bestaat uit twee (of meer) enkelvoudige zinnen die aan elkaar zijn geplakt, bijvoorbeeld twee hoofdzinnen.
(Zonder voegwoord klopt de zinsvolgorde van beide zinnen als het hoofdzinnen zijn.)

  • Ik fiets graag, (maar) mijn vriend gaat altijd met de auto.
  •  Morgen vertrekken we naar Frankrijk, (dus) we zijn nu de koffers aan het pakken.
  •  Natuurlijk begrijp ik het probleem, (maar) waarom heb je mijn hulp niet gevraagd?

Slide 8 - Slide

Hoofd- en bijzin
Hoofdzin
Bijzin
Persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar, er kunnen geen woorden tussen
Er kunnen woorden tussen het onderwerp en de persoonsvorm

Slide 9 - Slide

hz+hz = nevenschikking
Tussen de twee hoofdzinnen in een nevenschikking staat een (nevenschikkend) voegwoord: want, maar, en, of, dus.

  • Ik fiets graag, (maar) mijn vriend gaat altijd met de auto.
  •  Morgen vertrekken we naar Frankrijk, (dus) we zijn nu de koffers aan het pakken.
  •  Natuurlijk begrijp ik het probleem, (maar) waarom heb je mijn hulp niet gevraagd?

Havo: Maak opdracht 5, 6, 7 en 9 (van Grammatica 2.7)

Slide 10 - Slide

vwo: hz+bz = onderschikking
Ik ga vanavond vroeg naar bed, omdat ik moe ben.
Terwijl het buiten keihard regent, zitten wij gezellig binnen.

Waar zie je het voegwoord?

  • Twee volgorden mogelijk:
    1 hoofdzin + bijzin: Ik bel je, zodra ik thuis ben.
    2 bijzin + hoofdzin: Zodra ik thuis ben, bel ik je.

    Wat is de hoofdzin en de bijzin van de zinnen hierboven?

Slide 11 - Slide

Voorbeeldzin - nevenschikkend
  o      pv 
             o    pv
Isa heeft een nieuwe telefoon gekocht
maar hij doet het niet goed 
                hoofdzin
                          hoofdzin

Slide 12 - Slide

Voorbeeldzin - onderschikkend
  o      pv 
                 o                       pv
Isa heeft een nieuwe telefoon gekocht
omdat de oude kapot was
                hoofdzin
                          bijzin

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Hoe herken je een hoofdzin?
A
Je kunt een woordje tussen onderwerp en lijdend vw zetten
B
Je kunt een woordje tussen onderwerp en persoonsvorm zetten
C
Je kunt geen woordje tussen onderwerp en pv zetten.

Slide 15 - Quiz

Welke uitspraak over de bijzin is waar?

In een bijzin...
A
staan onderwerp en persoonsvorm uit elkaar, of je kunt er iets tussen zetten.
B
staan onderwerp en persoonsvorm altijd naast elkaar.
C
staat de persoonsvorm achteraan.
D
staat geen persoonsvorm.

Slide 16 - Quiz

Welke zin is samengesteld?
A
Ik wil nog blijven, maar het mag niet van mijn moeder.
B
Ik wil graag naar huis toe lopen.
C
Wij gaan op de fiets naar school of ik rij met mijn moeder mee.
D
De school heeft door corona veel lesuitval.

Slide 17 - Quiz

Welke zin is enkelvoudig?
A
Janneke speelt goed piano.
B
Het huiswerk heb ik niet gemaakt, het was te moeilijk.
C
Ik ben op de fiets, maar het regent.
D
Ik baal van school, want ik moet teveel doen.

Slide 18 - Quiz

Welke zin is een enkelvoudige zin?
A
Vanavond zal Oranje van Bosnie winnen!
B
Vanavond zal Oranje van Bosnie winnen want Nederland is veel sterker.

Slide 19 - Quiz

Welke zin is een enkelvoudige zin?

A
Als het goed is, eten we vanavond pizza.
B
We bestellen vanavond vijf grote en twee kleine pizza's.

Slide 20 - Quiz

Welke zin is een enkelvoudige zin?

A
Hopelijk blijft zij dit jaar in haar hockeyteam spelen.
B
Zij blijft in haar hockeyteam spelen, want ze kunnen haar niet missen.

Slide 21 - Quiz

Selecteer de samengestelde zin.
A
Omdat mijn schoenen te klein zijn, ga ik nieuwe kopen.
B
Loes maakt haar huiswerk.
C
Ik luister tijdens het leren graag naar muziek.

Slide 22 - Quiz

Een samengestelde zin kan bestaan uit:
A
Twee of meer hoofdzinnen.
B
Één of meer hoofdzinnen met één of meerdere bijzinnen.
C
Één hoofdzin met één of meerdere bijzinnen.
D
Alle antwoorden zijn correct

Slide 23 - Quiz

Welke zinnen zijn samengestelde zinnen?
A
Mijn buurjongen was zijn zusje weer eens vergeten
B
Banjer rent door het park en zijn baasje rent erachteraan
C
Toen het begon te waaien, deden we snel onze jas aan.
D
De dansjes van Tiktok zijn heel populair tegenwoordig.

Slide 24 - Quiz

Welke zinnen zijn samengestelde zinnen?
A
Jan Steen maakte ze en Vincent van Gogh deed het ook
B
Zelfs Rembrandt was er dol op: selfies!
C
In de tijd van de beroemde schilders heette het nog een zelfportret duurde het weken om er een te maken.

Slide 25 - Quiz

Verder met huiswerk
2.7 Grammatica zinsdelen
maken opdracht 8 en 9 

Maken test 
Geef aan als je iets nog niet begrijpt.

Slide 26 - Slide

Klassikaal afronden
  • Hierna volgen 3 zinnen/vragen.
  • Beantwoord de vragen om een goed beeld te krijgen van wat je al begrijpt en wat nog niet. 

Slide 27 - Slide

Hoofdzin(nen)/hoofdzin+bijzin?
De jongen speelt gitaar, maar hij kan het nog niet zo goed.
A
H+H
B
H+B
C
B+H
D
H+H+B

Slide 28 - Quiz

Hoofdzin(nen)/hoofdzin+bijzin?
Nadat ze hadden ingelogd, konden ze meedoen met de les.
A
H+H
B
H+B
C
B+H
D
H+H+B

Slide 29 - Quiz

Welke zin is de samengestelde zin?
A
Zullen we naar de bioscoop lopen of gaan we fietsen?
B
Elke dinsdagochtend hebben Joost en Gino anderhalf uur rijles.

Slide 30 - Quiz

Dus, welke zin is een samengestelde zin?
A
Na de spannende wedstrijd van gisteren stond ik uren onder de douche.
B
Zal het bekroonde boek van Lala Gül nu meer gelezen gaan worden?
C
In de vakantie besteed ik mijn tijd graag aan lezen, wandelen en dansen.
D
Iedereen die die crackers heeft gekocht, wordt verzocht ze terug te brengen.

Slide 31 - Quiz

Samenvatting van de les
Jij
  • hebt geleerd wat enkelvoudige en samengestelde zinnen zijn;
  • hebt geleerd wat nevenschikking is. 


Huiswerk
  • Lees de leerteksten 'enkelvoudige zin' en 'samengestelde zin' (2.7 Grammatica zinsdelen) 
  • Maak opdracht 8 en 9 (2.7 Grammatica zinsdelen)

    Slide 32 - Slide