This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
1.4 Wat kost het nu en later
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Lesdoelen
Ik kan uitleggen hoe je een reservering maakt
Ik kan uitleggen hoe je berekent wat het kost om een scooter te rijden
Ik kan uitleggen wat het gevolg is van een stijging of daling van de prijzen voor je koopkracht
Ik kan een stijging of daling in procenten berekenen
Slide 3 - Slide
1.4 Wat kost het nu en later?
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
De vervangingsprijs van een televisie is €768. De gebruiksduur is 8 jaar. Wat is de reservering per maand?
Slide 6 - Open question
Een scooter kost €1500. Deze wil je over 7 maanden kopen. Hoeveel moet je reserveren per maand?
Slide 7 - Open question
Kosten van een scooter
Naast de aanschafprijs, ook kosten voor:
- verzekering
- benzine (of elektriciteit)
- onderhoud en reparatie
- accessoires (bijvoorbeeld helm en slot)
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Een stijging of daling in procenten berekenen
Een verandering in procenten kun je met deze formule berekenen.
Slide 10 - Slide
De prijs van de Playstation 5 stijgt van € 500 naar € 750. Bereken de stijging of daling in hoeveelheden en in procenten. Schrijf je berekening op!!!!!!
Slide 11 - Open question
Loon was € 400,- Loon is nu € 457,40
Bereken de stijging in procenten.
Slide 12 - Open question
Het nationaal inkomen van Nederland is in 2016 € 601 miljard. In 2018 is dit € 628 miljard. Bereken de stijging in procenten.
Slide 13 - Open question
Als de prijzen met 2% stijgen en je salaris met 3% stijgt. Dan...
A
daalt je koopkracht met 1 %
B
stijgt je koopkracht met 1 %
C
stijgt je koopkracht met 2%
D
daalt je koopkracht met 2%
Slide 14 - Quiz
Je koopkracht daalt als je inkomen stijgt of als de prijzen dalen
A
Juist
B
Onjuist
Slide 15 - Quiz
Tijdens Prinsjesdag gaat het veel over de koopkracht.
Maar wat is koopkracht?
A
Hoeveel inkomen uit arbeid je hebt.
B
De hoeveelheid producten die je kunt kopen.
C
De hoeveelheid welvaart die je hebt
D
De hoeveelheid euro's die je kunt uitgeven.
Slide 16 - Quiz
Yes! Je gaat per maand 50 euro meer verdienen bij de supermarkt. Alle prijzen van de producten die je koopt blijven gelijk. Stijgt, daalt of blijft de koopkracht nu gelijk?
A
Koopkracht stijgt
B
Koopkracht daalt
C
Koopkracht blijft gelijk
D
Koopkracht blijft hetzelfde
Slide 17 - Quiz
Koopkracht
Je koopkracht is de hoeveelheid producten die je met je inkomen kunt kopen.
Je koopkracht is dus afhankelijk van:
- de hoogte van de prijzen
- de hoogte van je inkomen
Slide 18 - Slide
Koopkracht
Je koopkracht is de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen.
Hangt af van:
- inkomen
- prijzen
Slide 19 - Slide
Aan de slag!
1.4 Wat kost het nu en later?
- Bladzijde 34 en 35
- In stilte voor jezelf
- Ben je klaar?--> ga verder met de plusopdrachten en herhalingsopdrachten