taalles 17 thema 4 groep 6

• Taal
• Basisschool
• Groep 6

taalles 17 thema 4 groep 6

De verleden tijd van:
(wij) willen

1. wou
2. wouden
3. wil
4. wilden

De verleden tijd van:
(ik) ben

1. was
2. zijn
3. waren

De verleden tijd van:
(wij) kunnen

1. kon
2. kan
3. konden
4. kanden

De verleden tijd van:
(ik) mag

1. mogt
2. mocht
3. mogten
4. mochten

Johan zal nog een jaar moeten wachten.

1. zul
2. zou
3. zullen
4. zouden

Als een ww van klank verandert is het een

1. regelmatig ww
2. onregelmatig ww

De tegenwoordige tijd van:
(Hij) was

1. zijn
2. waren
3. ben
4. is

De tegenwoordige tijd van:
(Ik) wil

1. wilde
2. wouden
3. wou
4. wilden

De tegenwoordige tijd van:
(wij) hadden

1. hadden
2. heeft
3. hebben
4. heb

Een afkeer hebben

1. een hekel hebben aan
2. Iets leuk vinden
3. Je weet veel van iets

wijkagent

1. de baas van de politie
2. hij geeft alleen boetes
3. een politie die in een vast wijk werkt
4. die boeven opspoort

Op zijn hoede

1. Hij heeft veel hoeden
2. goed opletten, voorzichtig zijn
3. Heel enthousiast
4. op zo een manier

De baas van de politie

1. commissaris
2. receptionist
3. agent
4. wijkagent