Grammatica - herhaling (3 mavo)

Grammatica

1 / 30
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammatica

Slide 1 - Slide

Welke twee manieren hebben we geleerd om de pv te vinden?

Slide 2 - Open question

De persoonsvorm is altijd een...
A
lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
voorzetsel

Slide 3 - Quiz

Slide 4 - Slide

Wat is de pv?
Waarom vind je Nederlands lastig?

Slide 5 - Open question

Wat is het gezegde?

Slide 6 - Open question

Gezegde (gez)
Het gezegde bestaat uit ALLE werkwoorden in een zin.
Dus OOK de persoonsvorm.
Let op splitsbare werkwoorden (schrijf...op = opschrijven) 

Slide 7 - Slide

Noteer het gezegde.
Wanneer mag de kaart verstuurd worden.

Slide 8 - Open question

Noteer het gezegde.
De docent geschiedenis stelde de toets twee keer uit.

Slide 9 - Open question

Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden?

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Slide

Wat is het onderwerp?
Vis bijt kat

Slide 12 - Open question

Noteer de pv en het ow:
De luchtballon stortte neer in het weiland naast de snelweg

Slide 13 - Open question

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 14 - Open question

Lijdend voorwerp (lv)
Je vindt het lijdend voorwerp door in een zin te vragen:
Wat/Wie + gezegde + onderwerp?

                                               Ik plak mijn band. 
Persoonsvorm (gezegde): plak
Onderwerp: wie plakt? = ik
Vraag: Wat plak ik? = mijn band.     Lijdend voorwerp = mijn band.


Slide 15 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp?
Ik wil dolgraag een piramide zien.

Slide 16 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp?
Razend gooide de leraar een krijtje door de klas.

Slide 17 - Open question

Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp te vinden?

Slide 18 - Open question

Meewerkend voorwerp (mv)
Je vindt het meewerkend voorwerp door te vragen: 

Aan wie/Voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?



Slide 19 - Slide

Wat is het meewerkend voorwerp?
Aan een mooie rivier geef ik mijn vriendin een ring.

Slide 20 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp?
Het meisje geeft de kippen voer.

Slide 21 - Open question

Wat is een bijwoordelijke bepaling (bwb)?

Slide 22 - Open question

Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt na het benoemen, noem je bijwoordelijke bepaling.

Slide 23 - Slide

Bijwoordelijke bepaling
  • Antwoord op vragen als: waar, wanneer, hoe
  • Blijven vaak als laatste over in de zin
  • Niet elke zin heeft een bijwoordelijke bepaling (bwb)



Slide 24 - Slide

Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Ik zou in Egypte willen wonen.

Slide 25 - Open question

Wat is de bijvoeglijke bepaling?

Slide 26 - Open question

Bijvoeglijke bepaling (bvb)
Sommige woorden geven extra informatie over het belangrijkste woord van een zinsdeel (de kern).
Als de kern een ZN is, dan is er sprake van een bvb.

Vb.
De aardige vrouw / werd / aangevallen / door twee grote honden.

De bvb kun je ook weglaten in een zin:
De vrouw werd aangevallen door twee honden.

Slide 27 - Slide

Wat is de bvb:
Roald Dahl is een bijzondere schrijver.

Slide 28 - Open question

Wat is de bvb:
Mijn broer heeft in de grote stad een leuke baan gevonden.

Slide 29 - Open question

Zinsdelen benoemen kan ik
A
heel goed
B
voldoende
C
matig
D
onvoldoende

Slide 30 - Quiz