3.3 Lezen

Welkom
Pak je boek 
Pak je schrift
Pak je etui
Ga rustig zitten
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom
Pak je boek 
Pak je schrift
Pak je etui
Ga rustig zitten

Slide 1 - Slide

3.3 Lezen
Weektaak:
Opdracht 2 t/m 17
9, 14 niet
Afop: dinsdag 1 maart

Slide 2 - Slide

Verkennend lezen
Tekst uit het boek
Wat is het onderwerp?
Welke signaalwoorden zien we?
Bij welk tekstverband horen deze signaalwoorden?

Slide 3 - Slide

De hoofdgedachte.



  • De hoofdgedachte van de hele tekst is het belangrijkste wat er over het onderwerp gezegd wordt.

Slide 4 - Slide

Hoofdgedachte
Wat de schrijver van de tekst over een onderwerp schrijft,
noem je de HOOFDGEDACHTE.

Met andere woorden: de hoofdgedachte is het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.

Slide 5 - Slide

hoofdgedachte 
Hoofdgedachte is vaak te vinden:

  • in de inleiding of het slot van de tekst

Vraag bij hoofdgedachte:
Wat is het belangrijkste wat er in de hele tekst over het onderwerp wordt gezegd?



Slide 6 - Slide

Weektaak

Eerste 5minuten in stilte.
Heb je een vraag? Sla de opdracht dan even over.
timer
5:00

Slide 7 - Slide

Weektaak


Loop je op schema met de weektaak? Dan heb je opdracht 9 af.


Op fluisterniveau werken.
Heb je een vraag? Steek je hand op of vraag het zacht aan je buur.

Slide 8 - Slide

Elke tekst heeft een inleiding
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

De inleiding van een krantenartikel heeft meestal een ander lettertype of andere opmaak.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Teksten die uit twee delen bestaan, komen veel voor
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Opbouw van een tekst
Indeling tekst
Verdeeld in
Voorbeeld
tweedeling
inleiding - kern
nieuwsbericht
driedeling
inleiding - kern - slot
verslag

Slide 12 - Slide

Opbouw van alinea´s
Kernzin = de belangrijkste zin uit de alinea.
Rest van de alinea = voorbeeld/ uitleg

Gelezen tekst --> kernzinnen benoemen

Slide 13 - Slide

Weektaak

Eerste 5minuten in stilte.
Heb je een vraag? Sla de opdracht dan even over.
timer
5:00

Slide 14 - Slide

Weektaak


Loop je op schema met de weektaak? Dan heb je opdracht 17 af.


Op fluisterniveau werken.
Heb je een vraag? Steek je hand op of vraag het zacht aan je buur.

Slide 15 - Slide

Verwijswoorden
Verbanden tussen woorden en zinnen kunnen ook aangegeven worden met verwijswoorden.

  • hij, ze, zij, hem, haar, het
  • deze, die, dat, dit

Slide 16 - Slide

Verwijswoorden
Verwijswoord verwijst naar iets eerder in de tekst.

Slide 17 - Slide

Verwijswoorden
Kies het juiste verwijswoord:






mannelijk/vrouwelijk? Kijk in het woordenboek.
het-woorden (onzijdig)
het, zijn
dat, dit
de-woorden (mannelijk)
hij, hem, zijn
die, deze
de-woorden (vrouwelijk)
zij/ze, haar
die, deze
meervoud
zij/ze, hen, hun
die, deze

Slide 18 - Slide

Weektaak

Eerste 5minuten in stilte.
Heb je een vraag? Sla de opdracht dan even over.
timer
5:00

Slide 19 - Slide

Weektaak


Loop je op schema met de weektaak? Dan heb je opdracht 19 af.


Op fluisterniveau werken.
Heb je een vraag? Steek je hand op of vraag het zacht aan je buur.

Slide 20 - Slide